Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de wegingsfactor voor de zitting heeft beperkt tot 0,5. De omstandigheid dat voorafgaand aan de zitting het geschil inmiddels was beperkt tot de hoogte van de proceskostenvergoeding, is geen bijzondere omstandigheid om de proceskostenvergoeding te matigen.
Belanghebbende, X, laat een gemachtigde beroep instellen tegen een navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2015. De inspecteur vernietigt voorafgaand aan de zitting de navorderingsaanslag. X weigert het beroep in te trekken omdat hij naar eigen zeggen recht heeft op een hogere wegingsfactor (1,5) dan gemiddeld. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X gegrond, maar matigt de proceskostenvergoeding voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat I) op zitting alleen nog de hoogte van de proceskostenvergoeding (wegingsfactor) in geschil is, II) dat de gemachtigde zijn verzoek slechts zeer summier heeft gemotiveerd, III) dat gelijke verzoeken van deze gemachtigde in vergelijkbare procedures al door deze rechter en Hof Amsterdam zijn afgewezen en IV) dat de zitting slechts enkele minuten heeft geduurd.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de wegingsfactor voor de zitting heeft beperkt tot 0,5. De omstandigheid dat voorafgaand aan de zitting het geschil inmiddels was beperkt tot de hoogte van de proceskostenvergoeding, is geen bijzondere omstandigheid om de proceskostenvergoeding te matigen (zie ook Hof Amsterdam 7 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4500, V-N 2014/10.21.3). De rechtbank heeft verder ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend voor het bijwonen van de regiezitting door de gemachtigde van X. Het hof verhoogt gelet op het voorgaande de proceskostenvergoeding voor het beroep in eerste aanleg.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 16 juni