De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat de omzetting van een stil pandrecht in een vuistpandrecht geen paulianeuze rechtshandeling vormt.

In 2006 sluit A bv (eiser tot cassatie) een kredietovereenkomst met ABN AMRO (verweerster in cassatie). Tot zekerheid voor de terugbetaling van het krediet bedingt ABN AMRO een pandrecht op de inventaris en de voorraden van A bv. Op 12 oktober 2007 zegt ABN AMRO de kredietovereenkomst op. Op dezelfde dag komt tussen A bv en NTAB, handelend namens ABN AMRO, een huurovereenkomst tot stand waarbij A bv haar bedrijfspand aan ABN AMRO gaat verhuren. ABN AMRO neemt de verpande zaken in vuistpand. Op 17 oktober 2007 wordt A bv failliet verklaard. De curator vordert vernietiging van de huurovereenkomst van 12 oktober 2007 (op de voet van art. 42 of 47 Fw) met veroordeling van ABN AMRO tot betaling van het bedrag dat zij uit de executoriale verkoop van de verpande zaken heeft ontvangen dan wel de huur over de periode van 12 oktober tot 20 december 2007 (€ 7935). Het hof oordeelt dat ABN AMRO bevoegd was om de stil verpande zaken in haar macht te brengen teneinde een vuistpand te realiseren. Wel veroordeelt het hof ABN AMRO, die niet te goeder trouw was, op grond van art. 54 Fw tot betaling van de huurpenningen vanaf 12 oktober tot 20 december 2007.

De civiele kamer van de Hoge Raad stemt in met de beslissing van het hof dat de omzetting van een stil pandrecht in een vuistpand een feitelijke handeling is die niet via art. 42 Fw ongedaan kan worden gemaakt. Het oordeel van het hof dat de omzetting in een vuistpand door een feitelijke handeling heeft plaatsgevonden, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft vervolgens met juistheid geoordeeld dat die feitelijke handeling buiten de reikwijdte van art. 42 Fw valt, aangezien slechts rechtshandelingen met een beroep op art. 42 Fw kunnen worden vernietigd. Het principale cassatieberoep faalt. Hetzelfde geldt voor het incidentele cassatieberoep van ABN AMRO. De beslissing van het hof dat ABN AMRO niet bevoegd was tot verrekening van de verschuldigde huur, is namelijk juist.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Faillissementswet 54

Faillissementswet 53

Faillissementswet 42

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Civiel recht algemeen

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)

Editie: 13 september

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen