De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van fraus legis bij een HIR-constructie. Ondanks de duidelijke tekst van art. 15e Wet VPB 1969 valt de HIR toch vrij in de winst.

In september 2006 vinden, op dezelfde dag, de volgende transacties plaats: • Belanghebbende, X bv, levert haar onroerende zaken aan haar aandeelhouders; • X bv koopt een kantoorpand van H nv; • de aandelen in X bv worden verkocht en geleverd aan P bv, een dochtermaatschappij van H nv. X bv wordt vervolgens opgenomen in een fiscale eenheid met H nv en P bv. In geschil is of X bv de boekwinst die zij heeft behaald in mindering mag brengen op de aanschafkosten van het kantoorpand. Volgens de inspecteur is art. 15e Wet VPB 1969 van toepassing. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat art. 15e Wet VPB 1969, naar de letterlijke bewoordingen bezien, geen toepassing vindt. Het hof overweegt daarbij dat er op het onmiddellijk aan de aandelenoverdracht voorafgaande tijdstip geen aan de winst toe te voegen HIR is. Het hof honoreert vervolgens de stelling van de inspecteur dat art. 15e Wet VPB 1969 gelet op het doel van die bepaling moet worden toegepast. Het hof verwerpt vervolgens nog de stelling van X bv dat art. 15e Wet VPB 1969 nooit van toepassing is als de vervreemding en de herinvestering in hetzelfde jaar plaatsvinden. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de duidelijke tekst van art. 15e Wet VPB 1969 niet opzij kan worden gezet met een beroep op een ruimere ratio van deze bepaling. De Hoge Raad overweegt hierbij dat art. 15e Wet VPB 1969, bij investering in een bedrijfsmiddel, in beginsel slechts van toepassing is als de herinvestering plaatsvindt op een later tijdstip dan het moment van de in art. 15e Wet VPB 1969 bedoelde belangwijziging. Tot cassatie kan dit volgens de Hoge Raad echter niet leiden, omdat er volgens de Hoge Raad sprake is van fraus legis. De Hoge Raad wijst er hierbij op dat er sprake is van een rechtstreekse samenhang tussen de herinvestering en de aandelenoverdracht. De constructie leidt er namelijk toe dat de herinvesteringsreserve vanuit materieel oogpunt door de ‘nieuwe aandeelhouder' van X bv is benut en dat vanuit economisch oogpunt geen relevant verschil bestaat tussen het onderhavige feitencomplex en dat waarbij de aandelenoverdracht zou zijn voorafgegaan aan de op dezelfde dag plaatsvindende aankoop van het kantoorpand. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen