De Hoge Raad oordeelt dat de vrees voor verduistering onvoldoende is als rechtvaardiging van een beperking van de uitoefening van de rechten van de verdediging. Nu het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden, moeten de naheffingsaanslagen worden vernietigd.

De aandelen in belanghebbende, X bv, worden tot begin 2012 gehouden door in Hongarije woonachtige personen. In 2012 worden de aandelen overgedragen aan Y Ltd. X bv handelt in bloemen die zij hoofdzakelijk in Nederland inkoopt en in Hongarije verkoopt. Het vervoer van de bloemen wordt uitgevoerd door het Hongaarse Q Kft. Op de leveringen van de bloemen past X bv het nultarief voor ICL’s toe. Bij X bv wordt vervolgens een boekenonderzoek ingesteld wegens vermeende BTW-fraude in Hongarije. Terwijl het onderzoek nog loopt, wordt conservatoir beslag gelegd op banktegoeden van X bv. Vervolgens legt de inspecteur BTW-naheffingsaanslagen op aan X bv en stelt de ontvanger die naheffingsaanslagen terstond en tot het volle bedrag invorderbaar. X bv is het niet eens met deze naheffingsaanslagen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden en vernietigt de naheffingsaanslagen. Hof Amsterdam oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat het verdedigingsbeginsel niet is geschonden. Ondanks het conservatoire beslag, bestaat namelijk vrees voor verduistering.

De Hoge Raad oordeelt dat de vrees voor verduistering onvoldoende is als rechtvaardiging van een beperking van de uitoefening van de rechten van de verdediging. De vrees voor verduistering is namelijk weggenomen door het conservatoire beslag. Verder is ook het feit dat het boekenonderzoek nog niet was afgerond op zichzelf beschouwd niet voldoende als rechtvaardiging van een beperking van de uitoefening van de rechten van de verdediging. Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel vereist namelijk niet dat een onderzoek naar de juistheid van belastingaangiften is afgerond voordat de inspecteur de belastingplichtige op de hoogte stelt van een of meer voorgenomen naheffingsaanslag(en) onder vermelding van de elementen die hij aan die naheffingsaanslag(en) ten grondslag wil leggen. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en concludeert dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden. Omdat niet is uitgesloten dat de inspecteur bij naleving van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel tot een andere besluitvorming had kunnen komen, is aan het andere-afloopcriterium voldaan en moeten de naheffingsaanslagen worden vernietigd. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Lees ook het thema Btw-(carrousel)fraude.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 10 juli

61

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen