Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen de kosten van betekening van een dwangbevel (€ 240). Als een beslissing op het bezwaar uitblijft, stelt X de ontvanger in gebreke. De ontvanger wijst het bezwaar toe en vergoedt een bedrag van € 60,75 als bezwaarkostenvergoeding.
Hof Den Haag (MK I, 31 augustus 2016, BK-15/00838, V-N Vandaag 2016/2292) oordeelt dat de ontvanger geen dwangsom is verschuldigd. Het hof oordeelt dat de ontvanger toen hij op 28 augustus 2014 een bezwaarkostenvergoeding toekende van € 60,75, ook (impliciet) heeft beslist op het bezwaar van X tegen de kosten van de aanmaning. De termijn waarop de ontvanger moest beslissen eindigde op 14 mei 2014. X heeft de ontvanger wel in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestellingen waren prematuur, zodat de ontvanger geen dwangsom is verschuldigd. Het hof stemt verder in met de beslissing van de rechtbank dat de ontvanger de bezwaarkostenvergoeding terecht heeft vastgesteld op een bedrag van € 60,75.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15 lid 2
Algemene wet bestuursrecht 4:17