Hof Arnhem-Leeuwarden acht het aannemelijk dat het onmogelijk maken van de heffing van dividendbelasting de doorslaggevende reden is geweest voor het verplaatsen van de werkelijke leiding. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X bv, is een naar Nederlands recht opgerichte bv. In geschil is of terecht dividendbelasting is ingehouden. In 2008 verplaatst X bv haar zetel naar Curacao. In 2012 keert X bv een dividend uit van € 1000. Het geschil spitst zich toe op de vraag of art. 34 lid 2 BRK van toepassing is.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 28 oktober 2014, 13/01307,  V-N 2015/6.2.1) acht het aannemelijk dat het onmogelijk maken van de heffing van dividendbelasting de doorslaggevende reden is geweest voor het verplaatsen van de werkelijke leiding naar Curacao. De door X bv naast het dividendbelastingmotief aangevoerde fiscale en persoonlijke overwegingen noopten volgens het hof niet tot verplaatsing van de werkelijke leiding dan wel waren niet meer dan bijkomstige motieven voor het verplaatsen van de werkelijke leiding. X bv heeft terecht dividendbelasting ingehouden op het aan haar aandeelhouder ter beschikking gestelde dividend. Het hof stemt ten slotte in met de beslissing van de rechtbank om geen proceskostenvergoeding toe te kennen voor rechtsbijstand voor een ‘mede-gemachtigde'. Het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet hierin niet. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Wet op de dividendbelasting 1965 1

Belastingregeling voor het Koninkrijk 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen