Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv deels onterecht een naheffingsaanslag dividendbelasting is opgelegd wegens vermeende verkapte dividenduitkeringen. De rechtbank vermindert de aanslag en rentebeschikking, maar wijst het verzoek om integrale proceskostenvergoeding af.
X bv, opgericht in 2005, heeft een naheffingsaanslag dividendbelasting ontvangen voor 2018, inclusief belastingrente. De inspecteur stelt dat advieskosten van € 156.104, gemaakt voor de Amerikaanse belastingclaim en tax compliance van de aandeelhouder F, een verkapte dividenduitkering vormen. X bv betwist dit, stelt dat er geen vermogensverschuiving naar F heeft plaatsgevonden en vraagt om een lagere belastingrente en integrale proceskostenvergoeding. De inspecteur houdt vol dat de kosten F bevoordelen en dat de belastingrente correct is berekend. In geschil is of X bv door de betaling van advieskosten F heeft bevoordeeld, of er sprake is van een verkapte dividenduitkering, en of de belastingrente proportioneel is.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de advieskosten voor de Amerikaanse belastingclaim en tax compliance geen zakelijke overwegingen hebben en een bevoordeling van F vormen. De naheffingsaanslag is in zoverre terecht. Echter, de kosten voor compliance van de dochtervennootschap en advies inkomstenbelasting zijn ten onrechte als uitdeling aangemerkt. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag en rentebeschikking dienovereenkomstig. Het beroep op een te hoog belastingrentepercentage wordt afgewezen, evenals het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding, omdat er geen sprake is van ernstige onzorgvuldigheid door de inspecteur. De rechtbank verklaart het beroep deels gegrond en veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van X bv.
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 2
Wet op de dividendbelasting 1965 3
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Dividendbelasting
Editie: 31 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag