X heeft samen met zijn fiscale partner drie minderjarige kinderen. X wordt in 2019 aangehouden op verdenking van valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen. Bij het doorzoeken van de woning zijn diverse contant betaalde facturen aangetroffen, onder meer met betrekking tot de aankoop en verbouwing van een woning. Volgens de politie zijn door X en zijn partner vanaf 2014 € 746.981 aan onverklaarbare contante uitgaven gedaan. In geschil zijn de (navorderings)aanslagen in de IB-sfeer over 2015 tot en met 2018, alsmede de vergrijp- en verboeten. De inkomsten uit een onbekende bron zijn belast als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart de beroepen van X deels gegrond.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X voor 2015, 2017 en 2018 niet de vereiste aangiften heeft gedaan, waaruit omkering en verzwaring van de bewijslast volgt. De (uiteindelijke) schattingen van de inspecteur op basis van vermogensvergelijkingen en de 50/50-verdeling van het ROW tussen beide partners zijn redelijk. X stelt vergeefs dat een lening uit Dubai is ontvangen en dat het OM tot op heden geen strafzaak aanhangig heeft gemaakt. Voor 2016 maakt de inspecteur de correctie aannemelijk. De 50% vergrijpboeten voor 2015 en 2017 worden vernietigd. De enkele omstandigheid dat te weinig inkomen is aangegeven, ook bij absoluut of relatief grote bedragen, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet. De verzuimboete van € 369 voor 2018 is wel terecht. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 mei
Informatiesoort: VN Vandaag