X was tot 2004 directeur en enig aandeelhouder van C BV. De in de BV aanwezige lijfrente- en pensioenverplichtingen worden in 1991 overgedragen voor een bedrag van fl. 523.028 (€ 237.340) aan D BV. X' zoon is directeur en aandeelhouder van deze BV. De waarde van de overgedragen verplichtingen bedraagt fl. 414.702 (€ 188.184). De inspecteur heeft het verschil van fl. 108.326 (€ 49.156) aangemerkt als een uitdeling aan X. In plaats van het bedrag uit te keren heeft D BV de pensioenaanspraak van X verhoogd. De pensioentermijnen die D BV vanaf 1992 tot en met 2003 heeft uitgekeerd zijn volledig belast geweest. C BV heeft in 2004 het totaalbedrag van de aan X gedane uitkeringen betaald aan D BV en dit bedrag verhaald op X. In zijn aangifte IB/PVV 2004 heeft X dit verhaalde bedrag in aanmerking genomen als negatief loon. In hoger beroep is in geschil of X het verhaalde bedrag in aanmerking mag nemen als negatief loon.
Hof Leeuwarden oordeelt dat X het verhaalde bedrag niet in aanmerking mag nemen als negatief loon. Er kan slechts sprake zijn van negatieve inkomsten als de met het genoten voordeel verband houdende terugbetaling voortvloeit uit een wettelijke verplichting, of is terug te voeren op een beding dat deel uitmaakt van de overeenkomst tussen X en de vennootschap op grond waarvan het voordeel is genoten. X maakt niet aannemelijk dat de terugbetaling is gebaseerd op een dergelijke verplichting.