De heer X koopt in Duitsland een kampeerauto van het merk Vario Mobil. De auto is speciaal op bestelling voor X gemaakt. De auto is gebouwd op de chassis-cabine van het merk MAN, type TGS 4x2 LL-U. In de BPM-aangifte gaat X uit van een netto-catalogusprijs van de kampeerauto van € 83.950, bestaande uit de netto catalogusprijs van de chassis-cabine van € 73.000 en een verhoging van 15% (€ 10.950) voor de opbouw. Aldus heeft X € 24.660 voldaan. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag is opgelegd van € 11.721, gebaseerd op de netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van € 108.000 en een verhoging van 15 % (€ 16.200). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffing terecht is gebaseerd op de officiële netto-catalogusprijs van de chassis-cabine van de Nederlandse importeur. X stelt vergeefs dat in een offerte een prijs van € 73.000 wordt vermeld. Het maakt niet uit dat in de transportbranche kortingen van 28% en 40% gebruikelijk zijn. De inspecteur maakt de verhoging van 15% echter niet aannemelijk. Deze verhoging is namelijk gebaseerd op een interne richtlijn van 17 april 1996. Hierin staat dat het prijsverschil tussen chassis/cabine auto's en gesloten bestelauto's volgens een onderzoek 15% is. Dit onderzoek is verouderd en bovendien stelt X onweersproken dat het onderzoek uitsluitend zag op goedkopere auto‘s en dat bij de onderhavige auto de opbouw niet evenredig duurder is. In goede justitie wordt de bijtelling voor de opbouw gesteld op 7% van de catalogusprijs. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant