De Hoge Raad oordeelt dat het principale beroep niet tot cassatie kan leiden. Het incidentele beroep van de Staatssecretaris is kennelijk alleen ingesteld als het principale beroep tot vernietiging van de uitspraak van het hof zou leiden. Dat doet zich hier niet voor, zodat het incidentele beroep komt te vervallen.
De heer X1 is bestuurder van een stichting die enig aandeelhoudster en bestuurder is van X2 bv (belanghebbende). X1 houdt 75% van de certificaten van aandelen X2 bv. X2 bv bezit alle aandelen in B bv, die sinds 2006 over een grote herinvesteringsreserve (HIR) beschikt. De aandelen B bv worden eind 2009 verkocht, waardoor de HIR in de winst valt. Met de koper is afgesproken dat die deze vrijvalwinst zou laten wegvallen tegen verliezen op oninbare vorderingen van gelieerde vennootschappen (wegpoetsconstructie). Dit mislukt echter, omdat de fiscaal met B bv te voegen latente-verliesvennootschappen helemaal geen latent verlies in huis bleken te hebben. Aangezien de definitieve VPB-aanslag over 2009 van B bv niet is betaald, heeft de ontvanger X1 en X2 bv hiervoor aansprakelijk gesteld. In geschil is of het vermogen van B bv anders dan door normale bedrijfsvoering is verminderd en of zich X2 bv vervolgens kan disculperen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden wist X2 bv of behoorde te weten dat na de vervreemding het vermogen van B bv dusdanig zou worden uitgehold dat betaling van de (volledige) VPB-latentie niet meer mogelijk was. De liquiditeiten van B bv zijn namelijk omgezet in een vordering op de nieuwe eigenaar en de liquiditeiten van B bv zijn vervolgens verdeeld tussen enerzijds de koper en anderzijds X1 en X2 bv. Er is ook niet gebleken dat vóór de vervreemding door X2 bv enige financiële gegevens van de koper zijn opgevraagd. Door dit na te laten, is het risico genomen dat invordering van de VPB-latentie illusoir zou worden. X2 bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het principale beroep niet tot cassatie kan leiden (art. 81 lid 1 Wet RO). Aangezien het incidentele beroep van de Staatssecretaris van Financiën niet strekt tot verkrijging van een gunstiger resultaat dan reeds uit de uitspraak van het hof voortvloeit, is dat beroep kennelijk alleen ingesteld als het principale beroep tot vernietiging van de uitspraak zou leiden. Dat doet zich hier niet voor, zodat het incidentele beroep komt te vervallen (art. 8:112 lid 2 Awb).
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 juli