Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat A en B aannemelijk maken dat de samenloopvrijstelling van toepassing is. Het perceel is namelijk aan te merken als een bouwterrein in de zin van de Btw-richtlijn, zodat zij recht hebben op teruggaaf van de overdrachtsbelasting.

Belanghebbenden, A en B, exploiteren in maatschapsverband een nertsenfokkerij. In 2015 kopen zij een sterk verouderd pluimveebedrijf met de bedoeling om daar een nieuw woonhuis te bouwen en een nieuwe onderneming te vestigen. In verband met deze verkrijging voldoen A en B overdrachtsbelasting. Zij zijn echter van mening dat het perceel waarop de nieuwe woning zal worden gebouwd een ‘bouwterrein‘ is in de zin van de Btw-richtlijn en dat geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. Niet in geschil is dat het perceel geen bouwterrein is in de zin van de Wet OB 1968.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat A en B aannemelijk maken dat zij voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de samenloopvrijstelling. De rechtbank overweegt daarbij dat ten tijde van de levering op het perceel geen gebouwen stonden en dat A en B aannemelijk maken dat zij (reeds) op dat moment de bedoeling hadden om op dat perceel een woning te (laten) bouwen. Volgens de rechtbank is het perceel dan aan te merken als een bouwterrein in de zin van de Btw-richtlijn. A en B hebben recht op teruggaaf van de overdrachtsbelasting.

Lees ook het thema Onroerend goed:vrijgesteld van btw of toch belast?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 2 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen