X is eigenaar van een dijkwoning uit 1921 op twee percelen van samen 297 m². De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde per 1 januari 2021 vast op € 272.000. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X tegen de WOZ-waarde ongegrond. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de werkwijze van de gemachtigde van X de goede procesorde schendt. De processtukken van de gemachtigde zijn onvoldoende concreet, relevant en feitelijk onderbouwd en bestaan grotendeels uit standaardteksten zonder verband met de zaak. Het hof beoordeelt daarom alleen of de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld. Op basis van verkoopprijzen en gegevens van vergelijkingsobjecten toont de heffingsambtenaar overtuigend aan dat de waarde juist is. X voert aan dat verkoopprijzen van andere adressen een lagere waarde ondersteunen, maar onderbouwt dit onvoldoende. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet waardering onroerende zaken artikel 22
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 12 december
Informatiesoort: VN Vandaag