Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de zaak ten onrechte heeft teruggewezen naar de inspecteur. X heeft namelijk na de publicatie van de collectieve uitspraak op bezwaar niet expliciet verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar.

X is het niet eens met de door haar verschuldigde box 3-heffing. Zij is van mening dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM en dat bij de belastingheffing over vermogen moet worden uitgegaan van het daadwerkelijk behaalde rendement. Verder stelt zij dat haar bezwaar tegen de IB-aanslag 2016 ten onrechte niet is aangewezen als massaal-bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing. Rechtbank Den Haag oordeelt dat het bezwaar van X is gericht tegen de box 3-heffing voor het jaar 2016 en voldoet aan de vereisten voor de aanwijzing als massaal bezwaar. Het bezwaar is dan ten onrechte niet als zodanig aangewezen. De rechtbank draagt de inspecteur op om het bezwaar tegen de IB-aanslag te behandelen overeenkomstig de aanwijzing van de staatssecretaris.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de zaak ten onrechte heeft teruggewezen naar de inspecteur. X heeft namelijk niet, nadat op 19 juli 2019 een collectieve uitspraak op bezwaar is gedaan op de bezwaren tegen de vermogensrendementsheffing tot en met 2016, expliciet verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25a

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 4 augustus

31

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen