Belanghebbende, X, vraagt bij de gemeente Deurne een bouwvergunning aan. De heffingsambtenaar van de gemeente legt X een aanslag bouwleges op van ruim € 24.000. De tarieventabel bij de legesverordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de bouwkosten en dat deze bouwkosten worden vastgesteld op de marktprijzen die zijn opgenomen in een door B&W vastgestelde lijst. De bedragen op de lijst zijn vastgesteld door het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht. X stelt dat de heffing op basis van normbedragen leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
Rechtbank Breda oordeelt dat de heffing van bouwleges waarbij voor de hoogte van de bouwkosten niet wordt uitgegaan van de werkelijke bouwkosten, maar van "standaardbedragen" vastgesteld door het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht (de ROEB-lijst) niet onredelijk of willekeurig is. De rechtbank overweegt dat het gaat om een lijst van prijzen voor bouwwerken die door ter zake kundigen is vastgesteld aan de hand van marktgegevens. Bovendien geldt het heffen van leges naar deze prijzen in beginsel voor alle belastingplichtigen. Daarmee wordt bereikt dat er sprake is van gelijkheid in legesheffing voor die belastingplichtigen die een aanvraag indienen voor de bouw van vergelijkbare bouwwerken. Uit oogpunt van rechtszekerheid is het heffen van leges naar standaardbedragen ook goed te billijken. Op deze manier is bij de aanvraag immers al na te gaan welk bedrag X aan leges verschuldigd zou zijn, aangezien de aard en grootte van het bouwwerk bij X al bekend waren. Het voorgaande in acht genomen, leidt de enkele omstandigheid dat in het geval van X de werkelijke bouwkosten aanzienlijk lager zijn dan de bouwkosten volgens de ROEB-lijst de rechtbank niet tot de conclusie dat er sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing. Het beroep van X is ongegrond.