Eiser, X, is tot de ontbinding op 31 mei 2007 vennoot van een vennootschap onder firma. De andere vennoot is zijn echtgenote Y. Op 16 augustus 2007 wordt X aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven belasting- en premieschulden van de VOF. Daarnaast stelt de ontvanger X aansprakelijk voor de kosten en rente die verband houden met de belastingschuld, alsmede voor de in verband met de belastingaanslagen opgelegde bestuurlijke boetes. Op 3 juni 2008 vindt er een executoriale verkoop plaats ten laste van onder ander de VOF, X en Y. Eind 2008 maken X en Y afspraken met de belastingdienst over de betaling van de belastingschulden. Als X en Y zich niet aan de betalingsregeling uit de overeenkomst houden, start de ontvanger de invordering weer op. Er volgen een aanmaning en dwangbevel. In geschil is of de ontvanger X terecht € 7407 aan kosten in rekening heeft gebracht voor de betekening van het dwangbevel.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat de ontvanger terecht kosten van de betekening van het dwangbevel bij X in rekening heeft gebracht. Nu X de betalingsafspraken niet volledig is nagekomen, was de ontvanger gerechtigd om invorderingsmaatregelen te treffen. Dat X administratief beroep had ingesteld bij de directeur van de belastingdienst, maakt het voorgaande niet anders. Door het sluiten van de overeenkomst met de belastingdienst heeft X immers afstand gedaan van zijn recht om opnieuw uitstel van betaling te vragen dan wel een betalingsregeling voor te stellen. De rechtbank wijst verder het verzoek van X om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift tot de rechtbankuitspraak is de redelijke termijn van twee jaar overschreden. De klacht van X beperkt zich echter tot de termijnoverschrijding die aan de ontvanger is toe te rekenen. Nu de ontvanger binnen een week uitspraak op bezwaar heeft gedaan, faalt de klacht van X.