Belanghebbende, X bv, exploiteert tot 2002 films, video's en film- en televisierechten, doch is later een zuivere beleggings-bv geworden met een vermogen van ruim € 30 miljoen. X bv is statutair gevestigd in Nederland. Haar enig aandeelhouder woont tot en met april 2007 in Nederland. In geschil zijn de VPB-aanslagen over 2002 en 2003. X bv betaalt in deze jaren ook belasting op de Nederlandse Antillen. In geschil is waar de feitelijke leiding van X bv zich in 2002 en 2003 bevond. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X bv in 2002 en 2003 door haar aandeelhouder vanuit Nederland werd geleid en dus in Nederland is gevestigd. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de zetelverplaatsing in 2001 geen effect sorteert, aangezien haar aandeelhouder feitelijk het beleid van X bv (nagenoeg) geheel bleef bepalen. Er wordt voorbijgegaan aan het tijdens de tweede zitting gedane voorwaardelijke aanbod bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen. Dit is namelijk een herhaling van een reeds in eerste aanleg gedaan aanbod. Voorts heeft X bv voor beide zittingen in hoger beroep een uitnodiging ontvangen waarin de mogelijkheid is geboden getuigen mee te brengen of op te roepen. X bv gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de mededelingen van het hof aan X bv over de mogelijkheid zelf getuigen mee te brengen of op te roepen afdoende waren. Slechts bij uitzondering is dit anders, bijvoorbeeld als op zitting nieuw licht valt op de noodzaak tot het leveren van bewijs. Uit de stukken van het geding blijkt dit echter niet. In cassatie is ook niet gesteld dat dergelijke omstandigheden voor het hof reeds zijn aangevoerd. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat het hof de zaak had moeten aanhouden op de grond dat X bv geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid getuigen mee te brengen of op te roepen. Voor zover het aanbod moet worden opgevat als een verzoek aan het hof om zelf getuigen op te roepen, wordt overwogen dat het de rechter vrij staat alleen dan (zelf) een getuige op te roepen indien hem dit in het kader van de op hem rustende taak zinvol voorkomt. Hierbij mag de rechter laten meewegen dat de procespartij zelf geen pogingen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat de getuige op de zitting aanwezig is. Het beroep van X bv wordt voor het overige zonder motivering ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 mei