Hof Den Haag oordeelt dat het forfaitair berekende rendement van de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het door X werkelijk behaalde rendement. Eventuele niet gerealiseerde valuta- en koersresultaten moeten buiten beschouwing blijven.

X heeft op 1 januari 2018 een aanzienlijk vermogen dat bijna geheel bestaat uit banktegoeden. In de beroepsfase wordt de box 3-heffing ambtshalve verminderd op basis van het Besluit rechtsherstel box 3 (zie V-N 2022/34.3) naar € 790. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat zijn werkelijke rendement nog lager is en oordeelt dat onder werkelijk behaald rendement ook ongerealiseerde waardestijgingen kunnen worden begrepen. X stelt in hoger beroep een werkelijk rendement te hebben behaald van € 310, bestaande uit rente en dividend.

Hof Den Haag oordeelt dat het forfaitair berekende rendement van de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het door X werkelijk behaalde rendement. Er wordt daarom verder rechtsherstel geboden door de heffing te verminderen, uitgaande van het werkelijke rendement van € 310. Ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen moeten bij de bepaling van de op rechtsherstel gerichte compensatie buiten beschouwing worden gelaten. Bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement moeten de niet gerealiseerde valuta- en koersresultaten dus buiten beschouwing blijven. Gelet op de rente- en dividendopbrengsten en het door X genoten box 1-inkomen van € 75.416, is de verlaagde box 3 heffing voor hem geen individuele en buitensporige last. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 1 november

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Box 3

2606

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen