Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv de rente niet in aftrek brengen. Volgens de rechtbank maakt X bv niet aannemelijk dat er sprake is van parallelliteit. Voor de geldverstrekkingen geldt namelijk dat er naar Nederlands recht sprake is van het aantrekken van eigen vermogen door de moeder van X.

Het Luxemburgse Q houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. In 2011 koopt een dochtermaatschappij van X bv de aandelen Z bv voor, uiteindelijk, € 248 mln. Deze aankoop is onder andere gefinancierd via een lening van Q van € 57 mln. Om de lening aan X bv te kunnen verstrekken, heeft Q voor € 57 mln kapitaal van haar aandeelhouders aangetrokken door middel van uitgifte van 57 mln aan preferred equity certificates (PEC’s) van elk € 1. In geschil is of de rente op de lening van Q aftrekbaar is.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv de rente niet in aftrek brengen. Volgens de rechtbank maakt X bv namelijk niet aannemelijk dat er sprake is van parallelliteit. De rechtbank overweegt daarbij dat de geldverstrekkingen door de aandeelhouders van Q, via de PEC’s, naar Nederlands civiel en fiscaal recht geen leningen zijn, maar dat het gaat om het aantrekken van eigen vermogen door Q. De uitgifte van de PEC’s ziet dan ook op de inbreng van eigen vermogen in Q, en de ter zake daarvan uit te keren vergoeding kwalificeert naar Nederlandse maatstaven niet als rente, maar als een uitdeling. Er is volgens de rechtbank dan ook geen sprake van parallelliteit tussen de PEC’s en de leningen van Q aan X bv. Dat de PEC’s naar Luxemburgs recht wel worden aangemerkt als vreemd vermogen, is daarbij niet van belang. X bv heeft niet voldaan aan de tegenbewijsregeling van artikel 10a van de Wet Vpb. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 25 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen