Belanghebbende, X, komt in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Overijssel betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/887) gaat niet mee in het relaas van de gemachtigde van X dat hij de uitnodiging voor de hoorzitting niet heeft ontvangen en er dus sprake zou zijn van schending van de hoorplicht. Het hof acht de stelling van de gemachtigde dat hij de uitnodiging niet heeft ontvangen volstrekt ongeloofwaardig. Nu alle andere stukken in de procedure wel zijn aangekomen en nu de gemachtigde ook in andere procedures veelvuldig de ontvangst van poststukken ontkent, acht het hof de stelling van de gemachtigde dat er problemen op zijn adres zijn met de postbezorging niet geloofwaardig. Omdat de gemachtigde zowel telefonisch als per e-mail onbereikbaar is, wordt het uitnodigen van een hoorzitting bemoeilijkt. Op de dag van de hoorzitting is de gemachtigde door de heffingsambtenaar gebeld en had hij nog een week de tijd om terug te bellen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Van een gemachtigde mag worden verwacht dat hij zorg betracht met betrekking tot zijn telefonische bereikbaarheid, zeker wanneer deze stelt dat poststukken hem regelmatig niet bereiken. Het hof wijst er tevens op dat deze gemachtigde in verschillende zaken niet-ontvankelijk is verklaard wegens misbruik van recht. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de verzending van de uitnodiging aannemelijk heeft gemaakt en dat van schending van de hoorplicht geen sprake is. Het hof oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2