Belanghebbende, X, woont in Duitsland en verricht daar onderzoek voor Universiteit A. Van stichting Y ontvangt X in verband daarmee een studiebeurs van € 2500 per maand. Daarnaast verzorgt X hoorcolleges voor Universiteit B in Nederland en begeleidt zij scripties. Voor het begeleiden van de scripties ontvangt zij € 1600. In het kader van de hoorcolleges wordt X als werknemer bij Universiteit B aangemerkt en is zij als ambtenaar verloond in de periode februari - juni 2016. Het totale loon van X bedraagt € 4410. Naar aanleiding van haar IB-aangifte 2016, legt de inspecteur een aanslag op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6010 en een premie-inkomen van € 13.953. X is van mening dat bij het vaststellen van het premie-inkomen ten onrechte rekening is gehouden met de studiebeurs van stichting Y.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het Nederlandse socialezekerheidsstelsel op X van toepassing is. De rechtbank overweegt daarbij dat X alleen maar in Nederland tegen betaling werkzaamheden heeft verricht. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de studiebeurs van € 30.000 als inkomen (ROW) moet worden aangemerkt. De studiebeurs wordt namelijk verleend aan veelbelovende academici om hen in staat te stellen om verder onderzoek te verrichten en moet hen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Nu X slechts voor de maanden februari tot en met juni 2016 premieplichtig is, dient daarmee bij het bepalen van de premie rekening te worden gehouden. Het premie-inkomen is correct vastgesteld. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 20 oktober