X, een commanditaire vennootschap, vraagt bij de gemeente Voorst een bouwvergunning eerste fase aan voor de bouw van 26 appartementen. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag legt de gemeente X een aanslag leges op van € 37.671, bestaande uit bouwkostenleges van € 35.343 en leges voor welstandsadvies van € 2328. In beroep is in geschil of de gemeente terecht en tot het juiste bedrag leges in rekening heeft gebracht. X stelt dat de leges ten onrechte zijn geheven omdat de aanvraag niet feitelijk in behandeling is genomen en daarop nog niet is beslist.
Rechtbank Zutphen oordeelt dat de trage besluitvorming over de bouwaanvraag van X geen gevolgen kan hebben voor de aanslag bouwleges. Een eventuele schending van de beginselen van behoorlijk bestuur bij de behandeling van de bouwaanvraag raakt de heffing van leges namelijk niet. De rechtbank verwijst in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad van 22 juli 1982, nr. 21 112, BNB 1983/20 en een uitspraak van Hof Arnhem van 9 maart 2010, nr. 08/00181, LJN: BL7944. Aangezien de gemeente de aanvraag, naar de rechtbank vaststelt, in behandeling heeft genomen, heeft het belastbare feit zich voorgedaan en is de aanslag in beginsel terecht opgelegd. Dat de gemeente uitgaat van de bouwkosten inclusief omzetbelasting als heffingsmaatstaf kan op grond van vaste jurisprudentie niet leiden tot onverbindendheid van de legesverordening. Ten slotte verwerpt de rechtbank de stelling van X dat door het opleggen van een exploitatiebijdrage tweemaal leges worden geheven. De heffingsambtenaar heeft voldoende toegelicht dat de exploitatiebijdrage een vergoeding is voor de ambtelijke uren die de exploitatieovereenkomst en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke verplichtingen met zich brengen. Dit betreft niet de uren die samenhangen met de vergunningverlening en de vrijstellingsprocedure. Het beroep van X is ongegrond.