Belanghebbende, de heer X is in 2006 enig bestuurder van A bv. De bv exploiteert een gordijnenconfectieatelier. De bv stelt de ontvanger op 20 juli 2006 in kennis van haar onmacht om de verschuldigde loonbelasting over mei 2006 te betalen. In 2007 gaat A bv failliet. In geschil is of X terecht door de ontvanger als bestuurder aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de bv. Rechtbank 's-Gravenhage stelt de ontvanger in het gelijk. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de melding van 20 juli 2006 te laat is geschied en dus niet rechtsgeldig is. De ontvanger was ook niet op andere wijze op de hoogte van de betalingsonmacht. Het maakt niet uit dat de bv diverse keren de volgens de aangiften verschuldigde belastingen niet betaalde. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof het doorlopende en doorwerkende karakter van een melding van betalingsonmacht heeft miskend. Het hof heeft namelijk slechts beoordeeld of de op 20 juli 2006 ontvangen melding van betalingsonmacht voor de loonheffing over mei 2006 tijdig was gedaan. Als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat de bv niet steeds opnieuw melding hoeft te doen van betalingsonmacht. De ontvanger heeft de bv bovendien niet schriftelijk laten weten betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten. Voor latere tijdvakken – en niet alleen voor de loonheffing - kan de betreffende melding dus wel tijdig zijn geweest. Het beroep van X is in zoverre gegrond. Verwijzing volgt naar Hof Amsterdam. Dit hof moet de stelling van X onderzoeken dat een brief van de ontvanger, waarbij deze de bv verzocht nadere inlichtingen te verstrekken, niet door de bv is ontvangen.