De heer X koopt in 2014 een gebruikte personenauto voor € 5.400 in Duitsland. Volgens zijn BPM-aangifte is de waarde echter slechts € 1305, zijnde de koerslijstwaarde van € 9.978 minus de schade van € 8.673. De inspecteur nodigt X uit om de auto voor een hertaxatie te tonen bij medewerkers van de Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in Soesterberg. X gaat hierop niet in. In geschil is de naheffing van € 1658. Volgens de inspecteur moet de bewijslast worden omgekeerd, omdat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bepaling dat een auto binnen zes dagen moet worden getoond in Soesterberg proportioneel en ook gerechtvaardigd is uit oogpunt van een doelmatige controle. Uit het grote verschil tussen de aangegeven waarde en de aankoopprijs volgt niet dat X zich er van bewust moet zijn geweest dat een aanzienlijk BPM-bedrag niet zou worden geheven. X heeft de aangifte namelijk gedaan na taxatie van de kosten van herstel van de schade door een gecertificeerde VRT Registertaxateur. Schade die het gevolg is van normaal gebruik, zoals steenslag, deukjes en velgschade, mag echter niet van de koerslijstwaarde worden afgetrokken. De naheffing wordt wel verminderd met € 196, omdat ten onrechte is uitgegaan van het regime zoals dat gold tot 1 februari 2008 in plaats van het voor X gunstigere regime per 1 februari 2008. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag