Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat een inhoudingsplichtige niet reeds voldoet aan zijn verplichting tot inhouding door op de dividenduitkering een bedrag aan af te dragen dividendbelasting in mindering te brengen. De bv moet ook het oogmerk hebben gehad om de belasting af te dragen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Aan belanghebbende, de heer X, is over 2007 een IB-navorderingsaanslag opgelegd. De aanslag houdt verband met een winstuitkering van € 250.000 die X in dat jaar als enig aandeelhouder en bestuurder van zijn bv heeft gekregen. De dividendbelasting (€ 37.500) is in de jaarrekening 2007 opgenomen onder de post kortlopende schulden, maar staat in 2013 nog steeds op de balans. In 2014 gaat de inspecteur tot navordering over. Volgens X is de dividendbelasting in 2007 terecht verrekend ook al is die niet afgedragen. Volgens Rechtbank Noord-Holland was X ten aanzien van de niet afgedragen dividendbelasting niet te goeder trouw. X mocht – met inachtneming van de door hem te betrachten zorgvuldigheid – redelijkerwijze niet menen dat zijn bv aan haar verplichting tot afdracht zou voldoen. Gelet op zijn functie had X namelijk invloed op de afdracht. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (MK III, 31 mei 2016, 15/00771, V-N 2016/43.1.1) oordeelt dat een inhoudingsplichtige niet reeds voldoet aan zijn verplichting tot inhouding door op de dividenduitkering een bedrag aan af te dragen dividendbelasting in mindering te brengen. De bv moet ook het oogmerk hebben gehad om de belasting af te dragen (HR 20 maart 1985, nr. 22 982, V-N 1985/953). Onterecht verrekende dividendbelasting kan altijd worden nagevorderd, dus ongeacht of sprake is van een nieuw feit, een fout of kwade trouw van X (zie art. 16-2-a AWR). X stelt vergeefs dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat de voortvarendheidseis in binnenlandse situaties zoals de onderhavige niet geldt. Als de inspecteur namelijk een navorderingsaanslag oplegt binnen de normale termijn van vijf jaar, dan geldt voor zowel binnenlandse als buitenlandse situaties de voortvarendheidseis niet. Het beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 7

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 15

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Dividendbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen