Belanghebbende, mevrouw X, is in 2008 gescheiden. Haar ex-echtgenoot moet sindsdien € 900 per maand aan (onbelaste) kinderalimentatie betalen en € 1.500 per maand aan (belaste) partneralimentatie. In haar IB-aangifte over 2010 is echter slechts € 3.000 als ontvangen alimentatie vermeld. In geschil is of terecht een navorderingsaanslag en een vergrijpboete van € 216 is opgelegd. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat de betalingen van haar ex te maken hebben met andere financiële banden tussen hen. Zijn betalingen via de bank in 2010 stemmen namelijk vrijwel overeen met de alimentatie die X in dat jaar van hem diende te ontvangen. Aangezien bij de navordering slechts € 7.200 als partneralimentatie is belast, in plaats van € 18.000 (12 x € 1.500), is de aanslag dus veel te laag. De boete van 25% is passend en geboden. Het maakt niet uit of bij een gesprek door de inspecteur al dan niet de cautie aan X is gegeven. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (MK I, 20 juli 2016, BK-16/00055, V-N Vandaag 2016/1671) oordeelt dat de aanslag niet te hoog is. X stelt vergeefs dat de betalingen van haar ex voor een groot deel betrekking hadden op de afwikkeling van andere verplichtingen. Volgens de bankafschriften is namelijk als reden voor de betalingen vrijwel steeds ' alimentatie' vermeld. De boete is ook terecht. Aan het niet-stellen van de cautie bij een gesprek worden geen gevolgen verbonden. Door de inspecteur is namelijk onweersproken gesteld dat X in dat gesprek geen informatie heeft verstrekt waarvan bij het opleggen van de boete gebruik is gemaakt. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101 lid 1-b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 april