Aan X is een aanslag reclamebelasting opgelegd door de gemeente Zutphen. In geschil is de vraag of dat terecht is.

Rechtbank Zutphen oordeelt dat de aanslag reclamebelasting terecht, maar wel te hoog is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de gemeente bij de Verordening gekozen heeft voor een gedifferentieerd tarief naar grootte van de openbare aankondiging, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat sprake is van onredelijke of willekeurige belastingheffing. X stelt dat haar openbare aankondigingen, geplaatst op losse reclameborden voor de winkel, alsook de reclame-uitingen in de etalage en de posters op het raam, maximaal 6 weken aanwezig zijn. Openbare aankondigingen die korter dan dertien weken aanwezig zijn, zijn volgens de verordening vrijgesteld van reclamebelasting. Niet in geschil is dat de reclame-uitingen, geplaatst op losse reclameborden voor de winkel, in de etalage en op het raam, regelmatig verwisseld worden en steeds minder dan dertien weken aanwezig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente die openbare aankondigingen ten onrechte in de heffing betrokken. Dat sprake is van een bijzondere situatie op grond waarvan openbare aankondigingen, die korter dan dertien weken aanwezig zijn, niettemin in de reclameheffing kunnen worden betrokken, zoals de gemeente heeft gesteld, noopt niet tot een ander oordeel omdat de Verordening daarin niet voorziet. De beroepsgrond is terecht voorgedragen. Omdat er ook vlaggen aanwezig zijn die ten onrechte niet in de heffing zijn betrokken, is de aanslag niet te hoog vastgesteld. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]