Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv en E bv als één ondernemer voor de Wet OB moeten worden aangemerkt. X bv is weliswaar geen btw-ondernemer, maar zij is een ‘topholding' in de zin van de holdingresolutie.

H houdt de aandelen in, en is enig bestuurder van belanghebbende, X bv. X bv houdt de aandelen in, onder andere, E bv, en is bestuurder van E bv. E bv verhuurt onroerende zaken. H verricht, onbezoldigd, werkzaamheden voor E bv. X bv koopt in 2011 een auto, die zij aan H ter beschikking stelt. De daarbij in rekening gebrachte btw vraagt X bv terug. In geschil is of er sprake is van een f.e. voor de btw. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van economische verbondenheid.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv en E bv als één ondernemer voor de Wet OB moeten worden aangemerkt. Het hof overweegt daarbij dat X bv weliswaar geen btw-ondernemer is, omdat zij geen activiteiten verricht, maar dat zij een ‘topholding' is in de zin van de holdingresolutie. X heeft recht op een btw-teruggaaf van € 10.377.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 8 september

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen