Een inwoner in België, heeft in Nederland een onderneming die kwalificeert als een v.i. voor de Wet LB. Het gaat om twee massagesalons en een saunaclub, die bemand zijn met masseuses. Rechtbank 's-Gravenhage houdt de opgelegde naheffingsaanslagen LB plus boeten in belangrijke mate in stand.
Belanghebbende, X, woont in België en heeft naast zijn schoonmaak- en montagebedrijf, twee massagesalons en een saunaclub in Nederland. Na een bezoek van het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel volgt een boekenonderzoek waarna de inspecteur X drie naheffingsaanslagen loonheffingen oplegt met vergrijpboeten van 50% voor de activiteiten in de massagesalons (2008), voor de activiteiten in de saunaclub (2009) en voor het aanbieden van seksuele dienstverlening (2009). X gaat in beroep.Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat X vanuit de massagesalons en de saunaclub voor eigen rekening een onderneming drijft en dat deze onderneming een vaste inrichting in de zin van artikel 6 lid 2 Wet LB vormt. De rechtbank baseert zich daarbij op de definitie van v.i. in artikel 2 lid 1 Bvdb 2001. Op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen van X concludeert de rechtbank dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en de in de massagesalons en saunaclub werkzame personen. De inspecteur gaat er echter voor één van de massagesalons ten onrechte van uit dat X deze heel 2008 voor eigen rekening drijft. Daarom moet deze naheffingsaanslag worden verminderd. Een andere naheffingsaanslag plus boete over 2009 vernietigt de rechtbank. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat X over 2009 voor eigen rekening een onderneming exploiteert die bestaat uit het aanbieden van seksuele dienstverlening. De inspecteur heeft het desbetreffende pand nooit bezocht en baseert de naheffing op de verklaring van één masseuse, die stelt dat zij per klant € 25 moest afdragen aan X. Vervolgens beoordeelt de rechtbank de redelijkheid van de door de inspecteur gemaakte schatting. De rechtbank vermindert de boeten met 20% en vermindert deze verder in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek om schadevergoeding van X wijst de rechtbank af.
4