Belanghebbende, X nv, is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB met een aantal Nederlandse (klein)dochtervennootschappen. X nv heeft direct een 100% belang in een vennootschap in het Verenigd Koninkrijk (hierna: UK deelneming). Daarnaast heeft X nv een hybride vordering (fiscaal informeel kapitaal) op de UK-deelneming. De UK-deelneming houdt deelnemingen in andere in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschappen (de UK-groep) en middellijk een deelneming in een in Nederland gevestigde subholding. De subholding heeft drie eurovorderingen op de fiscale eenheid. Na reorganisaties in 2008 en 2009 houdt de fiscale eenheid het belang in de subholding rechtstreeks (dus niet meer via de UK-groep) en het belang in de UK-deelneming niet meer rechtstreeks maar via een Luxemburgse en een nieuwe UK-vennootschap. De hybride vordering is na de reorganisaties in handen van een Cypriotische concernvennootschap. X nv claimt door de reorganisaties grote aftrekbare valutaverliezen te hebben geleden. X nv beroept zich op het arrest-Deutsche Shell (HvJ EU 28 februari 2008, nr. C-293/06, V-N 2008/13.8) dat gaat over valutaverlies op dotatiekapitaal bij het beëindigen van een vaste inrichting. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verliezen in casu niet aftrekbaar zijn, omdat deze het gevolg zijn van louter interne reorganisaties. Hof Den Haag oordeelt dat het arrest-Deutsche Shell ook kan worden toegepast bij de verkoop van een (buitenlandse) deelneming aan een in een andere lidstaat gevestigde koper. Hoewel de verhangen UK-deelneming is blijven voortbestaan, heeft X nv haar (buitenlandse) activiteiten, die juridisch door de UK-deelneming werden uitgeoefend, gestaakt. Door de EU-vrijheid van vestiging zijn de valutaverliezen in weerwil van de Nederlandse wetgeving toch aftrekbaar van de in Nederland belastbare winst. Er is namelijk sprake van een belemmering als grensoverschrijdend met een vreemde valuta wordt geïnvesteerd in een deelneming zonder dat de nationale regelgeving voorziet in de aftrek van definitief geleden valutaverliezen. De Staatssecretaris van Financiën stelt in cassatie dat Nederland zonder onderscheid naar vestigingsplaats van de deelneming geen belasting heft over (valuta)resultaten op een deelneming. Als keerzijde van de valutawinstvrijstelling zijn valutaverliezen daarom niet aftrekbaar.
Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat het buiten de heffingsgrondslag blijven van positieve en negatieve wisselkoersresultaten bij de vervreemding van deelnemingen geen verboden belemmering is van de EU-vestigingsvrijheid of het EU-kapitaalverkeer. Het wisselkoersrisico is bij het aanhouden van een buitenlandse deelneming mogelijk wel een nadeel, maar het EU-recht noopt de lidstaten namelijk niet om in hun belastingregelingen rekening te houden met eventuele wisselkoersrisico's door het voortbestaan van verschillende valuta's binnen de EU (zie HvJ EU 10 juni 2015, nr. C-686/13, X AB v Skatteverket, V-N 2015/32.13). De Nederlandse regeling is coherent, omdat in binnenlandse situaties ook geen aftrek van valutaverliezen mogelijk is. Het beroep van de Staatssecretaris is volgens de A-G gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 2 november