X is directeur en enig aandeelhouder van de vennootschappen A bv en B bv. Deze vennootschappen worden in een civiele procedure beschuldigd van het onrechtmatig ontrekken van G-gelden. Nadat de rechtbank een oordeel heeft gegeven volgt er uiteindelijk een schikking en wordt de schadevergoeding vastgesteld op € 90.000. In februari 2006 voldoet X dit bedrag en wordt het beslag op zijn woning opgeheven. X stelt dat na de schikking een regresvordering van € 90.000 is ontstaan op A bv en dat X dit ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel (ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden) tot nihil mag afwaarderen vanwege de slechte financiële situatie van A bv.
Hof 's-Gravenhage oordeelt in navolging van de rechtbank dat X niet € 90.000 mag afwaarderen ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden maar slechts € 15.000. Het hof verwerpt het betoog van X dat de schikking alleen A bv aangaat en dat er dus een regresvordering op (uitsluitend) A bv is ontstaan voor het gehele bedrag van € 90.000. Het hof neemt bij zijn oordeel in aanmerking dat X als dga de gedragingen had kunnen voorkomen en dat naast A bv ook X en B bv hebben meegewerkt aan het onrechtmatig ontrekken van G-gelden. X heeft regresvorderingen op zowel A bv als B bv, elk voor een bedrag van € 30.000. De regresvordering op B bv mag X niet afwaarderen en die op A bv slechts voor de helft (de andere helft komt voor rekening van B bv). Het hoger beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 16 januari