Belanghebbende, bv X, is een uitzendbureau. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffingen en btw op aan bv X op wegens privégebruik van auto's van de zaak. De auto's van bv X zijn geen milieuvriendelijke auto's. De bijtelling voor privégebruik is in beginsel 25% van de waarde van een (beschikbaar gestelde) auto en de verschuldigde btw is 12% van het bedrag dat voor de loonbelasting als bijtelling voor privégebruik geldt. Op die wijze komt de omzetbelasting samenhangend met het privégebruik van de auto niet voor aftrek in aanmerking. Per 1 januari 2008 is voor bepaalde milieuvriendelijke/zuinige auto's de bijtelling gesteld op 14% en per 1 januari 2010 op nihil voor elektrisch gedreven auto's. Hierdoor is de hoogte van de bijtelling gekoppeld aan de hoogte van de CO-2 uitstoot van een auto, en is de aard van de ter beschikking gestelde auto vooral maatgevend voor de niet aftrekbare omzetbelasting.
Rechtbank Breda is het met bv X eens dat het onderscheid in bijtelling en forfait tussen milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto's in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Bij gelijke kosten in milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto's bij de aanschaf, onderhoud, verzekering en brandstof ontstaan ten onrechte verschillen in de correctie voor het privégebruik van de auto, al naar gelang de CO2-uitstoot van de auto. De rechtbank oordeelt dat bv X een percentage van 14 mag toepassen. Het percentage van nihil mag bv X niet toepassen omdat het gebruik van auto's met verbrandingsmotoren onvoldoende vergelijkbaar is met het gebruik van auto's met een elektrische motor, aldus de rechtbank.