De Hoge Raad overweegt dat het hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd om te bepalen of X bv door de teruggaaf van omzetbelasting ongerechtvaardigd is verrijkt.

 

X bv exploiteert een standbouwbedrijf. Van 1993 tot en met 1995 heeft X bv op facturen omzetbelasting in rekening gebracht aan de Economische Voorlichtingsdienst (EVD). X bv heeft die omzetbelasting op aangifte voldaan. X bv heeft vervolgens om vermindering van omzetbelasting verzocht, aangezien de diensten niet in Nederland werden verricht. Na overlegging van een kopie van een creditfactuur heeft de inspecteur een teruggaaf verleend in 1997. Daarna is gebleken dat X bv de creditfactuur niet aan de EVD heeft uitgereikt en ook geen terugbetaling ter zake heeft verricht aan de EVD. In verband daarmee heeft de inspecteur aan X bv een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Hof 's-Gravenhage heeft de naheffingsaanslag vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën komt in cassatie. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Deze zijn beantwoord in HvJ EU, nr. C-566/07, opgenomen in V-N 2009/31.14. De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris van Financiën gegrond. Verwijzing volgt voor (onder andere) onderzoek van de vraag of, en zo ja, in hoeverre X bv ongerechtvaardigd is verrijkt door de aan haar verleende teruggaaf. Verwijzingshof Amsterdam overweegt dat de inspecteur niet geslaagd is te bewijzen of, en zo ja in hoeverre X bv ongerechtvaardigd is verrijkt. De staatssecretaris komt in cassatie. X bv heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad overweegt dat het hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd om te bepalen of X bv door de teruggaaf van omzetbelasting ongerechtvaardigd is verrijkt. Het hof had in de eerste plaats moeten onderzoeken wat X bv met de EVD is overeengekomen over wegens de verrichte prestaties verschuldigde btw. Mede gelet op het feit dat de inspecteur voor het hof had gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat X bv aan de EVD haar prestaties exclusief omzetbelasting heeft geoffreerd, lag het daarbij in de rede dat het hof van X bv zou hebben gevergd zich gedocumenteerd uit te laten over de wijze waarop is geoffreerd en geaccepteerd. Met zijn door de middelen bestreden oordelen heeft het hof dit miskend. Het principale beroep in cassatie is gegrond. Verwijzing volgt naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen