De Hoge Raad oordeelt dat uit de van toepassing zijnde bepalingen niet blijkt dat aan de beslissing tot verstrekking van de gegevens aan de inspecteur de eis wordt gesteld dat die beslissing uit een geschrift moet blijken.

Uit een strafrechtelijk onderzoek blijkt dat X duizenden IB-aangiften heeft ingediend. In zijn IB-aangiften heeft hij de inkomsten die hij voor deze werkzaamheden heeft ontvangen niet verantwoord, en tevens heeft hij geen OB-aangiften ingediend. Naar aanleiding van het onderzoek legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen aan X op over de jaren 2008 - 2010, en corrigeert hij de IB-aangifte 2011. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur het FIOD-dossier als bewijs mag gebruiken. Volgens het hof maakt X namelijk niet aannemelijk dat de inspecteur zonder toe- of instemming van de Officier van Justitie (OvJ) gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek heeft gebruikt. X gaat in cassatie. Hij stelt dat het FIOD-dossier van het bewijs moet worden uitgesloten omdat de inspecteur niet heeft bewezen dat hem ten tijde van het opleggen van de (navorderings)aanslagen schriftelijke toestemming was verleend tot het gebruik daarvan door de OvJ.

De Hoge Raad oordeelt dat uit de van toepassing zijnde bepalingen niet blijkt dat aan de beslissing tot verstrekking van de gegevens aan de inspecteur de eis wordt gesteld dat die beslissing uit een geschrift moet blijken. Ook is het volgens de Hoge Raad niet nodig dat het gebruik van de verkregen strafvorderlijke gegevens voor de belastingheffing onderworpen is aan een afzonderlijke instemming van degene die de gegevens heeft verstrekt. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 55

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 december

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen