A‑Brauerei houdt de aandelen in T-GmbH. Deze vennootschap heeft diverse onroerende zaken in eigendom, en houdt ook aandelen in een andere vennootschap. In 2012 vindt er een fusie plaats waarbij T-GmbH haar gehele vermogen overdraagt aan A‑Brauerei. Volgens de Duitse fiscus is A‑Brauerei Duitse Grunderwerbsteuer (overdrachtsbelasting) verschuldigd in verband met de verkrijging van de onroerende zaken van T-GmbH. Er is volgens de Belastingdienst geen vrijstelling van toepassing omdat, door de fusie, waardoor T-GmbH is op gehouden te bestaan, niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat gedurende vijf jaren na de transactie een deelneming van minstens 95 % moet worden aangehouden. A‑Brauerei is het hier niet mee eens. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat voor de vrijstelling van Duitse overdrachtsbelasting geldt dat niet is voldaan aan de selectiviteitsvoorwaarde van art. 107 lid 1 VWEU. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat de eis inzake de minimumperiode voor het aanhouden van een deelneming van 95% wordt gerechtvaardigd door de wil om ongewenste neveneffecten uit te sluiten, en aldus misbruik te voorkomen. Hiermee wordt namelijk vermeden dat uitsluitend om in aanmerking te komen voor deze belastingvrijstelling, deelnemingsverbanden van dit niveau voor een korte periode worden opgezet, om deze weer te verbreken zodra de omzetting is voltooid.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 24 december