Belanghebbende, X, zet in 2004 een klussenbedrijf op. De onderneming wordt in de vorm van een vof gedreven. De overige firmanten zijn allen afkomstig uit Polen. De inspecteur stelt een onderzoek bij X in en is van mening dat de Polen niet als firmanten kunnen worden aangemerkt en dat X als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt. De inspecteur legt een LB-naheffingsaanslag van € 107.975 op aan X. X is het niet eens met de naheffingsaanslag. Hij vormt vervolgens wel een voorziening van € 107.975 voor de naheffingsaanslag. De inspecteur accepteert de voorziening echter niet, en corrigeert de IB-aangifte 2004. De rechtbank stelt de inspecteur in het gelijk.
Hof 's-Hertogenbosch (MK II, 4 oktober 2012, 11/00634, V-N Vandaag 2012/2465) oordeelt dat X een voorziening mag vormen voor de opgelegde LB-naheffingsaanslag. Het hof merkt vervolgens op dat X slechts een voorziening van € 41.975 (€ 107.975 -/- € 66.000) kan vormen. X stelt namelijk dat als de naheffingsaanslag – waar hij beroep tegen ingesteld heeft – in stand blijft, hij deze voor € 66.000 zal verhalen op de Polen. Dit heeft echter geen gevolgen omdat de inspecteur zich met succes beroept op interne compensatie. X heeft ter zake van de inkomsten uit het klussenbedrijf namelijk niets in zijn aangifte opgenomen. Volgens het hof maakt de inspecteur aannemelijk dat X voor tenminste € 41.975 aan inkomsten uit het klussenbedrijf heeft genoten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25