Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank de waardestijging van de blote eigendom terecht op € 385.000 heeft vastgesteld. X geeft namelijk geen cijfermatige onderbouwing van zijn stelling dat dit bedrag niet correct is.
Belanghebbende, X, en zijn twee zussen verkrijgen in 1985, door het overlijden van hun grootvader, de blote eigendom van een aantal onroerende zaken. Het vruchtgebruik van de onroerende zaken rust in eerste instantie bij de grootmoeder en na haar overlijden bij A, de vader van X. A verkoopt het recht van vruchtgebruik in 1995 aan Z bv. De (preferente) aandelen van deze bv zijn in handen van X, zijn zussen en A. Medio 1997 koopt X de aandelen Z bv van zijn zussen. In 2004 overlijdt A en gaat het vruchtgebruik over op B, de moeder van X. Door het overlijden van A eindigt de terbeschikkingstelling van de onroerende zaken aan Z bv en moet in de tbs-sfeer worden afgerekend met betrekking tot de blote eigendom. Bij het opleggen van de IB-aanslag 2004 belast de inspecteur de waardestijging van de blote eigendom, bestaande uit aangroei door tijdsverloop en waardestijging van de onderliggende onroerende zaken. Volgens de inspecteur bedraagt deze waardestijging bijna € 1,3 mln. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de afrekening moet geschieden over de waardestijging van de blote eigendom. Er moet namelijk ook nog rekening worden gehouden met het feit dat het vruchtgebruik bij B berust. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de inspecteur de door hem becijferde waardestijging niet aannemelijk maakt. De inspecteur verwijst namelijk slechts naar een brief uit 2011 waarin hij uitgaat van een waardestijging van € 360.000 per jaar. Omdat X geen concreet cijfermatig standpunt inneemt, schat de rechtbank de waardestijging in goede justitie op € 385.000. De rechtbank vermindert de aanslag.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de totale winst over de gehele tbs-periode (1 januari 2001 tot en met overlijdensdatum) belast moet worden. Deze winst bestaat in casu uit het verschil tussen de waarde van het onverdeelde aandeel in de blote eigendom van de onroerende zaken op overlijdensdatum en de waarde van het onverdeelde aandeel in de blote eigendom van de onroerende zaken op 1 januari 2001. Volgens het hof heeft de rechtbank deze winst terecht op € 385.000 geschat. Nu X zijn stelling, dat de inspecteur de winst op een onjuist bedrag heeft geschat, verder niet heeft onderbouwd, bevestigt het hof de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema De terbeschikkingsregelingen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 27 september