Rechtbank Gelderland oordeelt dat de louter theoretische kans dat er zich ten tijde van de invoer op de Nederlandse markt een referentieauto bevond met een lagere CO2-uitstoot dan 360 gram per km niet voldoende is om het tarief van 2014 toe te passen.

X bv doet in 2016 BPM-aangifte voor een Ferrari met een eerste datum van toelating uit 2011. In deze aangifte is het historische tarief toegepast van 2014 en wordt uitgegaan van een CO2-uitstoot van 350 gram per km. In geschil is de naheffingsaanslag die is gebaseerd op het tarief van 2016 en een CO2-uitstoot van 360 gram per km. Niet in geschil is dat de CO2-uitstoot van 360 gram per km correct is. Volgens X bv moet de CO2-uitstoot worden gemaximeerd op 350 gram, omdat dit ook het geval zou zijn geweest als de uitstoot niet bekend zou zijn geweest (art. 9 lid 11 Wet BPM 1992, tekst 2014).

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de louter theoretische kans dat er zich ten tijde van de invoer op de Nederlandse markt een referentieauto bevond met een lagere CO2-uitstoot niet voldoende is om het tarief van 2014 toe te passen. De inspecteur heeft de stelling van X bv voldoende weersproken door een lijst van referentieauto's te overleggen die zijn belast naar een CO2-uitstoot van tenminste 360 gram per km (vgl. Hof 's-Hertogenbosch 7 januari 2016, nr. 14/00805, V-N 2016/16.14.1). De forfaitaire afschrijvingstabel is ook verbindend. X bv stelt vergeefs dat deze tabel is 'vervuild' met gegevens van btw-auto’s. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 27 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen