Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X, gelet op het duidelijke feitencomplex, geen IB-ondernemer is en het niet blokkeren van zijn IB-aangifte een kenbare fout is. Een nieuw feit is dus niet vereist. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X en zijn echtgenote richten in 2013 een coöperatie op. X verhuurt zich voor € 28 per uur aan deze coöperatie die hem voor € 55 per uur doorverhuurt als (hoofd)uitvoerder en bouwkundig medewerker. De IB-aangifte over 2013, waarin X zichzelf als ondernemer presenteert, wordt aanvankelijk gevolgd. In geschil is de navordering over dat jaar. Volgens de inspecteur is er een (fictieve) dienstbetrekking tussen X en de coöperatie. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep onder meer dat er vanwege een boekenonderzoek geen nieuw feit is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/10.1.1) oordeelt dat het niet blokkeren van de aangifte een kenbare fout is, zodat geen nieuw feit nodig is (zie HR 27 juni 2014, 14/00350, BNB 2014/203, V-N 2014/34.11). Gelet op het duidelijke feitencomplex is X geen IB-ondernemer. X beroept zich vergeefs op zijn verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-WUO). Bij de aanvraag zijn essentiële vragen namelijk onjuist beantwoord. Het boekenonderzoek bij de coöperatie was beperkt tot de BTW-aspecten en over het IB-ondernemerschap van X is toen geen toezegging gedaan. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2h
Wet op de loonbelasting 1964 4
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad