X is eigenaar van een kantoorpand van tien verdiepingen met twee ondergrondse parkeerlagen. Aan hem is voor belastingjaar 2015 een beschikking afgegeven, waarbij de waarde is vastgesteld op € 9.404.000 Bij koopovereenkomst van 6 april 2016 is het pand verkocht voor € 6.500.000. Rechtbank Oost-Brabant vermindert de waarde tot € 6.500.000. X komt in hoger beroep.
Hof ‘s-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep ongegrond. Niet in geschil is dat voor de waardering van de onroerende zaak de HWK-methode moet worden gehanteerd. Ter zitting komen partijen een huurwaarde van € 119 per m² overeen voor de kantoorruimtes. X is het niet eens met de huurwaarde van de parkeerplaatsen en de kapitalisatiefactor. Volgens het hof maken de gemeente en X de waarde allebei niet aannemelijk. Het hof verwerpt de door de gemeente aangedragen verkoopcijfers om de factor te onderbouwen. Ook de door X aangedragen verkoop wordt verworpen, omdat dit kantoorpand na de verkoop is omgebouwd tot woongebouw en er na de aankoop een omgevingsvergunning is afgegeven. De verkoop van het object zelf kan ook niet als onderbouwing dienen, omdat deze te ver van de peildatum is gelegen. Het hof stelt de waarde in goede justitie vast op € 6.500.000. De rechtbank heeft daarnaast, aldus het hof, terecht geen vergoeding gegeven voor de reis- en voorbereidingstijd van de deskundige in verband met de zitting.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17