X heeft een melkveebedrijf met bedrijfswoning. De WOZ-waarde 2016, gebaseerd op de waardepeildatum 1 januari 2015 van de onroerende zaak van X wordt vastgesteld op € 1.110.000. X gaat in beroep en bepleit een WOZ-waarde van € 968.000. Hij stelt dat gegeven de verslechterde marktsituatie van melkveehouderijbedrijven de Taxatiewijzer Agrarische gebouwen 2016 i.p.v. die over 2015 toegepast moet worden. In de Taxatiewijzer 2016 is namelijk rekening gehouden met verkooptransacties die in 2015 hebben plaatsgevonden. En verder stelt X dat drie plaat-/sleufsilo's samen moeten worden gewaardeerd zodat vanwege afnemende meerwaarde de ‘correctie grootte’ mag worden toegepast.
Rechtbank Rotterdam stelt vast dat uit de Taxatiewijzer algemeen volgt dat bij het bepalen van de ‘correctie grootte’ alle WOZ-deelobjecten die behoren tot één WOZ-object en die eenzelfde archetypecodering hebben, in beginsel bij elkaar worden geteld. Het is aan de gemeente om een afwijking van dit uitgangspunt aannemelijk te maken. Omdat de gemeente daarin niet slaagt vermindert de waarde met € 10.000. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de gemeente noch X de hen gestelde WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt, en stelt de waarde daarom zelf schattenderwijs op basis van de wat partijen naar voren hebben gebracht vast op € 1.035.000. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 28 juli