X is gebruiker van een uitvaartcentrum in de gemeente Barneveld. In geschil is de WOZ-waarde 2020. Het object wordt gewaardeerd op de gecorrigeerde vervangingswaarde. In geschil is de invloed van de btw op de waardering. De heffingsambtenaar rekent met een aftrek van 51% voor de btw (omdat X voor 51% belaste prestaties verricht), X wil een aftrek van 100% omdat de eigenaar van het uitvaartcentrum de btw volledig kan verrekenen. De waarde zou dan dus lager uitvallen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het uitvaartcentrum van X moet worden gewaardeerd inclusief btw. Bij het vaststellen van de gecorrigeerde vervangingswaarde wordt gekeken naar wat de bouwkosten zouden zijn voor de eigenaar om een vergelijkbaar object te laten bouwen. Als een btw-ondernemer een pand laat bouwen, mag hij alleen de btw op de bouwkosten in aftrek brengen als het pand een belaste bestemming heeft, dus gebruikt zal gaan worden voor belaste prestaties. Indien de eigenaar van plan is om het pand vrijgesteld te gaan verhuren, is dus geen sprake van een belaste bestemming en heeft de eigenaar ook geen recht op aftrek van de btw op de bouwkosten. Deze btw drukt dan op die eigenaar, ook al is hij ondernemer voor de btw en verricht hij verder wel belaste prestaties. Het voorgaande betekent dat als niet X de eigenaar is van het object (dit is onduidelijk gebleven), maar een andere vennootschap, de heffingsambtenaar ten onrechte 51% van de btw in mindering heeft gebracht op de vastgestelde gecorrigeerde vervangingswaarde. Met btw belaste verhuur is hier niet mogelijk vanwege de btw-positie van X als huurder. De beroepsgrond van X over de btw leidt dus in elk geval niet tot een verlaging van de waarde, maar juist tot een verhoging daarvan. Omdat de waarde in beroep niet hoger kan worden vastgesteld, heeft deze conclusie voor dit jaar geen consequenties.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 8 april