Rechtbank Den Haag oordeelt dat Y zijn dienstbetrekking niet uitoefent aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd. Het heffingsrecht komt dan niet toe aan Zwitserland en Nederland hoeft geen voorkoming van dubbele belasting te verlenen.
Belanghebbende, Y, werkt in loondienst voor het Zwitserse X. Y wordt tewerkgesteld op schepen van het gelieerde V. De schepen leveren diensten op zee aan onder andere energiemaatschappijen, zoals het leggen van pijpleidingen en het verwijderen van platforms. V heeft zijn hoofdvestiging in Zwitserland en een kantoor in onder andere Nederland. Y heeft in 2015 gewerkt in Zuid-Korea (79 werkdagen), Nederland (3 werkdagen) en Noorwegen (24 werkdagen), maar niet in Zwitserland. Y is van mening dat Zwitserland op grond van art. 15 lid 3 Verdrag NL-Zwitserland het heffingsrecht heeft over zijn inkomen van X.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat Y zijn dienstbetrekking niet uitoefent aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd. Met het begrip ‘internationaal verkeer’ wordt volgens de rechtbank bedoeld dat het inkomen verband moet houden met het transport van personen of zaken. Volgens de rechtbank is er ten aanzien van de werkzaamheden van Y geen sprake van internationaal verkeer en komt het heffingsrecht dan ook niet toe aan Zwitserland. Verder maakt Y ook op geen enkele manier aannemelijk dat Zwitserland belasting heeft geheven over zijn inkomen van X, zodat er geen sprake is van dubbele belastingheffing. Nederland hoeft dan ook geen voorkoming van dubbele belasting te verlenen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 2 oktober
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief