Na veel wikken en wegen is de keuze gemaakt. Het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft. Edwin Heithuis spreekt van een goede deal voor de dga, maar de hoogleraar is ook kritisch. De afkoopvariant bevat namelijk nog de nodige hiaten en de argumentatie tegen de afzienvariant acht hij niet overtuigend.

Uitfasering

Op 1 juli 2016 verscheen dan eindelijk de langverwachte brief met de definitieve oplossingsrichting voor het pensioen in eigen beheer van de dga. De keuze is gevallen op de zogenoemde uitfasering. Daarmee haalt staatssecretaris Wiebes (Financiën) een streep door de verdere pensioenopbouw in eigen beheer. Op Prinsjesdag volgt hiervoor een wetsvoorstel en als de parlementaire behandeling meezit, is de afschaffing van het eigenbeheerpensioen per 1 januari 2017 een feit. De aangekondigde internetconsultatie gaat niet door.

Uitfasering houdt, kort gezegd, in dat het opgebouwde pensioen geruisloos wordt afgestempeld naar de fiscale (balans)waarde. Daarna kan de dga het pensioen eenmalig binnen drie jaar fiscaal vriendelijk afkopen. Ook kan hij kiezen voor omzetting naar een spaarvariant in de bv. Dit laatste houdt in dat er vanaf 2017 geen verdere opbouw kan plaatsvinden en het pensioen vanaf pensioendatum in maximaal twintig jaar (lineair) belast moet worden uitgekeerd.  

Goede deal

De gekozen oplossingsrichting is wat Heithuis (hoogleraar fiscale economie en fiscaal recht aan de Universiteit van Amsterdam respectievelijk Open Universiteit en verbonden aan BDO) betreft een goede deal voor de dga, nu hiermee een einde komt aan de enorme waarderingsverschillen tussen de commerciële en fiscale waarde van het pensioen, wat allerlei vervelende neveneffecten oproept. "Het alsmaar verder oplopend verschil tussen commerciële en fiscale waardering van de pensioenverplichting is de grootste bottleneck voor het pensioen in eigen beheer en dat is binnenkort van de baan. Er is geen extra belemmering meer voor het uitkeren van dividend, het risico van een materiële pensioenafkoop met de draconische heffing van maximaal 72% verdwijnt en bovendien levert de afschaffing ook nog de nodige belastingvereenvoudiging op."

Afkoop

De fiscaal vriendelijke afkoopfaciliteit in 2017 van een loonheffing over 65,5% van de fiscale waarde van het pensioen (en in 2018 75% en 80,5% in 2019) had van Heithuis niet per se gehoeven. "Het is een extra douceurtje van een extra laag belastingtarief van 34% (65,5% van de fiscale waarde wordt belast tegen maximaal 52%) voor die dga die toch al goed bij kas zit. In de vele gevallen waarin het ‘pensioen onder water' staat, zal het benodigde geld voor deze loonheffing van 34% immers ontbreken."

De fiscaal vriendelijke afkoopvariant levert volgens Wiebes circa € 2 miljard extra belastingopbrengsten op. Het kabinet is van plan dit ten goede te laten komen aan het mkb door het 20%-tarief in de Vpb te verlengen naar een winst van € 250.000 in 2018 en € 350.000 in 2021. Heithuis spreekt van een welkome tegemoetkoming voor iedere dga, al dan niet met pensioen in eigen beheer. Wel plaatst hij een vraagteken bij het bedrag van € 2 miljard, temeer nu de eerder voorgestelde 70%-afkoopfaciliteit slechts een structurele budgettaire opbrengst van € 65 miljoen zou opleveren. Dit grote verschil vraagt om een verklaring die de brief niet geeft.

Fiscale balanswaarde per 1 januari 2015

Wiebes beperkt de fiscaal vriendelijke afkoopmogelijkheid tot de fiscale (balans)waarde per eind 2015 om anticipatie-effecten te voorkomen. Dat is volgens Heithuis een goede zaak. "Hiermee voorkomt de staatssecretaris dat de praktijk het huidige jaar 2016 nog benut om de  pensioenvoorziening tot maximale hoogte op te stuwen om dan vervolgens gebruik te maken van de afkoopmogelijkheid. Het is wel de vraag of dit anticipatiegedrag helemaal is te voorkomen, nu voor veel bedrijven het jaarrekeningproces voor 2015 nog niet is afgerond. Misschien had de staatsecretaris er verstandiger aan gedaan twee jaar terug te kijken, dus naar de (fiscale) waarde van de pensioenverplichting per ultimo 2014."

Jaartoevoeging 2016

Heithuis wijst ook nog op de jaartoevoeging van 2016 aan het pensioen in eigen beheer, nu voor de fiscaal vriendelijke afkoop de fiscale waarde van het pensioen per ultimo 2015 bepalend is. "Die 2016-toevoeging mag dus niet worden afgekocht tegen het 34%-tarief. Wat gebeurt hier dan mee? Wordt die jaartoevoeging wel tegen het normale tarief belast, eventueel met revisierente? Of blijft deze op de balans staan en, zo ja, hoe moet daar dan in de toekomst mee worden omgegaan? Dit laatste past uiteraard niet goed in de gedachte dat met de afkoop van het pensioen schoon schip wordt gemaakt."

Enkele hiaten

De afkoopvariant bevat overigens nog enkele potentiële hiaten. "Ondanks dat het geld er niet is, zou de dga toch voor afkoop kunnen kiezen", aldus Heithuis. "De bv blijft het afgekochte bedrag dan schuldig, zodat er een tbs-vordering ontstaat van de dga op de bv die hij kan afwaarderen naar nihil (omdat de bv de afkoopsom niet kan betalen). Dit levert de dga een aftrekpost op in box 1 van maximaal 46%. Daartegenover stond een loonheffing ter zake van de pensioenafkoop van 34%. Toch een extra voordeel van 12 procentpunt. Dit is niet nieuw, want met betrekking tot de eenmalige afkoopmogeliikheid van gouden-handdrukstamrechten in 2014 speelde hetzelfde. Of dit echt zo werkt, is de vraag, maar Financiën doet er volgens mij verstandig aan dit mogelijke hiaat op voorhand te dichten."

Een ander mogelijk hiaat ziet Heithuis in de zogenoemde ‘kinderconstructie'. Hij legt uit: "Het pensioen valt terug op de fiscale waarde. Door nog vóór 1 januari aanstaande het pensioen tegen de hoge commerciële waarde over te dragen aan een nieuwe bv met een bijbehorend bedrag aan beleggingen en de aandelen van deze bv op naam van de kinderen te zetten, komt de vrijval van de commerciële naar de fiscale waarde zonder heffing van schenk- of erfbelasting bij de kinderen terecht. Houdt de dga de aandelen in de pensioen-bv zelf, dan vererven die aandelen te zijner tijd bij zijn overlijden (na de vrijval) op de normale wijze, wat ‘gewoon' belast is met erfbelasting. Weliswaar is op moment van overlijden van de dga bij de kinderen art. 13a SW 1956 van toepassing, maar die fictieve erfrechtelijke verkrijging ziet alleen op de vrijval van de fiscale waarde van de pensioenverplichting en niet op het verschil tussen de commerciële en de fiscale waarde waar een streep doorgaat. En om dit verschil gaat het nu net. Hopelijk zal Financiën ook deze truc afdichten. Dat er een dikke streep gaat door het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van het pensioen, is al een heel groot voordeel voor de dga, maar dit hoeft niet nog verder te worden gemajoreerd door ook nog eens toekomstige erfbelasting te besparen. Dat is wat mij betreft een beetje te veel van het goede."

Afzienvariant

Moeite heeft Heithuis tot slot met de argumentatie van Wiebes in de brief om niet te kiezen voor de variant, waarbij van het pensioen wordt afgezien. Deze variant past naar zijn mening het beste binnen het huidige belastingstelsel van IB en Vpb en levert voor de schatkist op termijn ook meer geld op dan de nu voorgestelde afkoopvariant. Bij afzien van pensioen is over de pensioenvrijval immers acuut Vpb verschuldigd van 20% of 25% en op termijn ab-heffing van 25%, tezamen dus 40% of 43,75%. Dat is meer dan de 34% die de staatssecretaris nu vangt in de afkoopvariant. De reden waarom de staatssecretaris het afzien van pensioen niet wil, is dat dit volgens hem tot mogelijke heffingslekken bij geëmigreerde dga's leidt.

Zwakke argumentatie

Heithuis is niet overtuigd door deze argumentatie en geeft aan waarom: "Het begint er al mee dat voor een grote groep dga's de afzienvariant – als veel gemakkelijker alternatief voor de afkoopvariant –  niet zou kunnen, omdat een relatief kleine groep dga's is geëmigreerd. Die kleine groep verpest het dus voor de veel grotere groep en dat vind ik disproportioneel. Daarnaast ontstaat het heffingslek bij de al geëmigreerde dga, omdat de aan hem destijds bij zijn emigratie opgelegde conserverende aanslag uiteraard niet de ab-claim over de pensioenvrijval bevat. Maar dit probleem is eenvoudig te repareren door een nieuwe conserverende aanslag op te leggen voor de ab-claim over het als gevolg van het afzien vrijgevallen pensioen. Men moet bedenken dat de dga bij zijn emigratie uit Nederland destijds ook een conserverende aanslag heeft gekregen voor het pensioen. Die conserverende aanslag zal bij afzien van de pensioenrechten in box 1 ‘waardeloos' worden, maar in mijn voorstel wordt dit gecompenseerd met een nieuwe conserverende aanslag voor de nieuw ontstane ab-claim over het vrijgevallen pensioen. En die nieuwe conserverende aanslag voor het ab is tegen een lager tarief in box 2 dan die eerste conserverende aanslag voor pensioen in box 1. Sinds 15 september 2015 is de conserverende aanslag voor de ab-claim ook nog eens onbeperkt in tijd en dat geldt niet voor de conserverende aanslag voor pensioen. Die verdwijnt na 10 jaar."

Heithuis vervolgt: "Zit de pensioen-bv op het moment van de pensioenvrijval reeds in het buitenland, dan kan Nederland bij het afzien van pensioen geen Vpb heffen over de vrijvalwinst. Daarvoor zou echter artikel 25a Invorderingwet soelaas kunnen bieden. De bv krijgt dan een conserverende aanslag opgelegd voor de vrijval van de pensioenverplichting."

Heithuis sluit zijn betoog af met de volgende slotsom: "Dus, zo er al sprake is van een emigratielek, is dit relatief eenvoudig en passend binnen de huidige concepten van conserverende aanslagen te repareren."

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen

Dossiers: Prinsjesdag 2016

38

Gerelateerde artikelen