Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat een onroerende zaak een woning betreft voor de overdrachtsbelasting. De opgelegde verzuimboete blijft in stand. Het verdient daarom aanbeveling om op voorhand overleg te plegen met de notaris over de kwalificatie van een pand voor de overdrachtsbelasting.

De zaak (3 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1486) verloopt als volgt. Een man stelt dat aan hem en zijn echtgenote een woning is geleverd. Hij stelt dat de opstal op de onroerende zaak oorspronkelijk gebouwd als chauffeurswoning en als zodanig ook bewoond is geweest. Omdat er in zijn ogen sprake is van een woning is het 2%-tarief overdrachtsbelasting van toepassing.

De inspecteur stelt dat de opstal naar zijn aard niet bestemd is voor bewoning, zodat 6% overdrachtsbelasting verschuldigd is. Hij legt een naheffingsaanslag, belastingrente en een verzuimboete op.

Op man rust de last aannemelijk te maken dat de onroerende zaak een woning is. Naar het oordeel van de rechter heeft de man niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De rechtbank komt tot de conclusie dat de fysieke kenmerken van de onroerende zaak, zoals onder andere het ontbreken van een keuken, erop duiden dat het doel waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd, niet bewoning is geweest.

Ook de beschrijving van de onroerende zaak in notariële akten wijst op geen enkele wijze op een woning. Nu de onroerende zaak niet kwalificeert als woning is het tarief van 6% van toepassing. Onder de gegeven omstandigheden oordeelt de rechter dat de verzuimboete passend en geboden is. Als gevolg van een termijnoverschrijding door de Belastingdienst wordt de boete wel verminderd.

Belang voor de praktijk

In artikel 14, lid 2 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is bepaald dat de belasting voor de verkrijging van woningen 2% bedraagt. In de artikelen Ook voor onbewoonbare woning 2% overdrachtsbelasting en Geen 2%-tarief voor antikraak bewoond school-/kantoorpand is uitgebreid stilgestaan bij de toepassing van het verlaagde tarief. Een samenvatting van de gewezen rechtspraak staat in het bericht Appartement in voormalig kantoorpand: 2% overdrachtsbelasting.

Uit de deze procedure blijkt duidelijk dat de bewijslast bij de belastingplichtige ligt. Onjuiste toepassing heeft naast een naheffingsaanslag en belastingrente ook een verzuimboete tot gevolg.

De inspecteur legt een verzuimboete op van 10% met een maximum van € 5.514 (in 2020). Dat geldt als de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, deels niet, of niet binnen de wettelijke termijn heeft betaald. Dit volgt uit artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met § 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Alleen als sprake is van een pleitbaar standpunt, of bij afwezigheid van alle schuld, legt de inspecteur geen boete op (§ 4 van het BBBB).

In geval van twijfel over de kwalificatie van een onroerende zaak verdient het aanbeveling om op voorhand overleg te plegen met de notaris om onaangename verrassingen in de vorm van een naheffingsaanslag, belastingrente en een verzuimboete te voorkomen.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Carrousel: Carrousel

264

Gerelateerde artikelen