Man en vrouw zijn gehuwd geweest in een gemeenschap van vruchten en inkomsten. Het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen moet verdeeld worden ondanks dat geen sprake is van algehele gemeenschap van goederen. Dat beslist Hof Arnhem-Leeuwarden.

In deze procedure zijn een man en een vrouw in 1978 gehuwd met de voorwaarde dat tussen hen slechts een gemeenschap van
vruchten en inkomsten zal bestaan. In 1994 is het huwelijk ontbonden. In de daartoe opgestelde notariële akte is het onderwerp pensioen niet opgenomen en verklaren man en vrouw dat zij elkaar ter zake van de verdeling zonder enig voorbehoud volledige kwijting en decharge verlenen.

In 2019 vordert de vrouw bij Rechtbank Noord-Nederland van de man om opgave te doen van de tot de echtscheiding opgebouwde pensioenaanspraken inclusief indexeringen. De rechtbank wijst de vordering af want er is geen sprake van een algehele gemeenschap van goederen.

In hoger beroep komt Hof Arnhem-Leeuwarden tot het oordeel dat op basis van art. 1:24 lid 1 BW er een gemeenschap van vruchten en goederen is die ook pensioenrechten kan omvatten en in deze zaak ook bevat omdat de pensioenrechten niet in de huwelijkse voorwaarden van de gemeenschap van vruchten en inkomsten zijn uitgesloten. Van verknochtheid van deze pensioenrechten bij de man is volgens het hof geen sprake.

Het hof constateert verder dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden aandraagt dat de pensioenrechten wel zijn besproken tijdens de verdeling en dat daarom niet kan worden aangenomen dat de vrouw hiervoor bij de verdeling kwijting en decharge heeft verleend. Ook het beroep van de man op verjaring, rechtsverwerking en redelijkheid en billijkheid vindt geen genade bij het hof. Het hof oordeelt dat de man moet meewerken aan het verstrekken van de gevraagde gegevens om verdeling van de pensioenrechten mogelijk te maken.

Belang voor de praktijk

De Boon/Van Loon-methode is met ingang van 1 mei 1995 vervangen door de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS). Op basis van de Wet VPS wordt het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen gelijk verdeeld tussen de echtgenoten tenzij anders is of wordt overeengekomen. Het huwelijksgoederenregime is bij de Wet VPS niet van belang. Mits de scheiding tijdig wordt gemeld bij de pensioenuitvoerder is deze verplicht het aan de vereveningsgerechtigde toekomend deel van het ouderdomspensioen rechtstreeks aan deze gerechtigde uit te betalen.

De gangbare opvatting is dat de werking van de Boon/Van Loon uitsluitend geldt bij een algehele gemeenschap van goederen. Het hof oordeelt echter in deze casus met huwelijkse voorwaarden van een gemeenschap van vruchten en inkomsten waarbij pensioenrechten daarvan niet zijn uitgesloten, dat de pensioenrechten in die gemeenschap vallen. Deze uitspraak kan van belang zijn voor eenieder die gescheiden is in de periode tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 en waarbij tijdens het huwelijk pensioenaanspraken zijn opgebouwd.

Inmiddels is de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 (wetsvoorstel nr. 35287) als opvolger van de Wet VPS aanhangig in de Tweede Kamer. De beoogde ingangsdatum is 1 juli 2022. Een belangrijke wijziging is dat het recht op ouderdomspensioen van de vereveningsgerechtigde bij wijze van hoofdregel wordt geconverteerd in een zelfstandig recht op ouderdomspensioen op het leven van deze gerechtigde.

Bron: Legal, Compliance & Tax Nationale-Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Huwelijksvermogensrecht

24

Gerelateerde artikelen