Rechtvaardigheid is nog altijd zoek in de belastingrentegeling. En door het box 3-debacle lijkt daar nu een nieuwe onrechtvaardigheid bij te komen als de (voorlopige) aanslag IB over 2021 niet vóór 1 juli aanstaande wordt opgelegd. Daarvoor waarschuwt EY-partner formeel belastingrecht Roxana Bos. “De belastingrenteregeling bevat sowieso te veel onrechtvaardige elementen. Het is de hoogste tijd dat daar verandering in komt.”

Het box 3-arrest vlak voor kerst is als een bom ingeslagen. Hierin oordeelt de Hoge Raad dat de vermogensmix in het box 3-stelsel voor 2017 en 2018 (en dus ook voor latere jaren) in strijd is het met Europese eigendomsrecht en het discriminatieverbod. En in tegenstelling tot geconstateerde strijdigheden in eerdere jaren biedt de Hoge Raad ditmaal zelf rechtsherstel.

Rem op belastingaanslagen

In de zoektocht naar oplossingen om recht te doen aan deze uitspraak ziet staatssecretaris Van Rij van Financiën zich genoodzaakt om tot nader order geen belastingaanslagen op te leggen aan belastingplichtigen met box 3-inkomen. De definitieve aanslag voor de op tijd ingediende IB-aangifte voor 2021 volgt waarschijnlijk pas na 1 juli.

Lopende rentetikker

Alhoewel er veel valt te zeggen voor de keuze om bij box 3-inkomen voorlopig geen IB-aanslagen op te leggen, pakt die keuze door de ‘harde’ datum van 1 juli in de belastingrenteregeling heel nadelig uit. Vanaf die datum gaat namelijk de rentetikker lopen, waarschuwt Bos. “De wettelijke regel dat bij een op tijd, dus vóór 1 mei, ingediende IB-aangifte geen belastingrente in rekening wordt gebracht, werkt niet. Die vlieger gaat alleen maar op als de Belastingdienst de belastingaanslag vaststelt identiek aan de ingediende IB-aangifte. Het mag duidelijk zijn dat door het box 3-arrest de box 3-belastingschuld in de IB-aangifte voor 2021 zal afwijken van de box 3-belastingschuld in de belastingaanslag. Dus ook als de Belastingdienst het aangegeven inkomen uit box 1 en/of box 2 in de IB-aangifte volgt, zorgt het gemelde box 3-inkomen alsnog voor een belastingaanslag met belastingrente over het volledige bedrag aan te betalen inkomstenbelasting.”

Oplopende renteschade

Hoe langer de Belastingdienst wacht met het opleggen van IB-aanslagen 2021 hoe groter de belastingrenteschade voor belastingplichtigen. De teller voor de te betalen belastingrente over een belastingschuld begint te lopen op 1 juli en stopt pas zes weken na de datum vermeld op de belastingaanslag.

Van probleem naar oplossing

Het belastingrenteprobleem dat nu ontstaat door alle commotie over box 3 is te ondervangen. Bos schetst drie oplossingsrichtingen. “Laat in de wet tijdelijk de regel ‘geen belastingrente als de Belastingdienst de aanslag vaststelt volgens de op tijd ingediende IB-aangifte’ vervallen voor alle IB-aangiften die vóór 1 mei bij de Belastingdienst binnen zijn. Dat is de eerste optie. De tweede optie: leg vóór 1 juli wel een voorlopige aanslag IB op, maar verleen daarbij renteloos uitstel van betaling. En dan optie drie: leg vóór 1 juli een voorlopige aanslag IB op die gewoon moet worden betaald, maar de daarop berekende belastingrente wordt bij de definitieve aanslag teruggegeven voor zover deze ziet op het verschil tussen de aangegeven en de verschuldigde box 3-belasting. Daar waar de eerste twee opties breder kunnen uitwerken, is de derde optie enkel een gerichte rentetegemoetkoming voor belastingplichtigen met box 3-inkomen.”

Onrechtvaardigheidsgevoel

De drie aangedragen oplossingsrichtingen brengen geen verandering in het onderliggende gevoel van onrechtvaardigheid dat als een dikke sluier boven de belastingrenteregeling hangt. “Het is moeilijk uit te leggen waarom je als belastingplichtige met een belastingschuld bijna altijd belastingrente moet betalen en de Belastingdienst zelden tot nooit belastingrente vergoedt,” verzucht Bos.

Dat onrechtvaardigheidsgevoel vertaalt zich in de jurisprudentie. Illustratief is een recente uitspraak waarin Hof Den Bosch wijst op een door de wetgever niet voorziene onevenwichtigheid in de belastingrenteregeling: er wordt geen belastingrente vergoed bij achterwaartse verliesverrekening, terwijl wel rente in rekening wordt gebracht als die verrekening vervolgens wordt teruggedraaid. De belastingrente ziet dan vaak op een lange periode inclusief een periode waarin de Belastingdienst geen enkel rentenadeel lijdt. Uitgaande van de verzuimgedachte is dit in strijd met doel en strekking van de belastingrenteregeling.

Het ene verzuim is het andere niet

Bos verduidelijkt de verzuimgedachte achter de belastingrenteregeling. “Die gedachte is gebaseerd op de verzuimrenteregeling van de Awb. Het komt er kort gezegd op neer dat zowel burger als overheid rente moeten vergoeden als niet op tijd aan een betalingsverplichting wordt voldaan. Er is dan sprake van ‘verzuim’. Maar in tegenstelling tot de verzuimrenteregeling is het ‘verzuim’ in de belastingrenteregeling voor belastingplichtige en Belastingdienst verschillend ingevuld. Een belastingplichtige is direct in verzuim bij een te laat ingediende aangifte of als hij een verkeerd bedrag heeft aangegeven waardoor later blijkt dat hij meer belasting moet betalen. De Belastingdienst is pas in verzuim als de belastingaanslag te laat wordt opgelegd, maar is nooit in verzuim bij het afwijken van de ingediende aangifte of een verzoek om een voorlopige aanslag. Deze ongelijke verzuiminvulling voelt onrechtvaardig en dat is het ook. Een doel van de belastingrenteregeling is het tegengaan van sparen bij de fiscus. Door de onevenwichtigheid in ‘verzuim’ zijn we inmiddels aanbeland in de tegenovergestelde situatie: de fiscus spaart bij de belastingplichtige.”

Over onrechtvaardig gesproken

Bos noemt nog meer onevenwichtigheden in de belastingrenteregeling die je als onrechtvaardig kunt bestempelen: het einde van het rentetijdvak, de fiscale behandeling van jojo-gevallen en last but not least het hoge rentepercentage.

Over het einde van het rentetijdvak gesproken: belastingrente wordt berekend tot het einde van de betalingstermijn van de belastingaanslag. Die betalingstermijn is meestal zes weken. “Als je de belastingaanslag direct de eerste dag na ontvangst betaalt,” geeft Bos aan, “dan voelt het heel onrechtvaardig dat je dan toch over die volle zes weken rente moet betalen, terwijl je dan niet in verzuim bent, het geld al op de rekening van de Belastingdienst staat en de Belastingdienst dus geen enkel rentenadeel lijdt.”

Jojo

Over jojo-gevallen is de nodige jurisprudentie verschenen. Bos beschrijft de volgende jojo-situatie: “Stel je krijgt naar aanleiding van je IB-aangifte 2020 op 1 mei 2021 een voorlopige aanslag van € 1.500, die je direct betaalt. Op 1 oktober 2021 volgt een nadere voorlopige aanslag waarin dit bedrag is verlaagd naar € 1.000. Vervolgens legt de Belastingdienst op 1 november 2021 de definitieve aanslag op voor € 1.500. In deze situatie loopt de belastingrenteperiode van 1 juli tot half december (zes weken na 1 november). In die periode zit dus ook besloten de periode van 1 mei tot in elk geval 1 oktober waarin de Belastingdienst de beschikking had over € 1.500. Van een rentenadeel voor de Belastingdienst én van een verzuim is in die tijd dus geen enkele sprake. Hoe fair is deze onevenwichtigheid in de belastingrenteregeling?”

“Uit een Wob-verzoek uit 2017 bleek dat de Belastingdienst in intern beleid jojo-gevallen onderkende,” vervolgt Bos, “en hierin aanleiding zag tot matiging van de belastingrente. Maar in een reactie op een ander Wob-verzoek, liet de staatssecretaris van Financiën op 8 december 2017 weten dat de wet duidelijk is en er geen enkele reden is voor het maken van beleid. Die datum wordt telkens aangestipt in uitspraken over jojo-gevallen. Pikant detail is echter dat de kenbaarheid van dit Wob-verzoek pas duidelijk werd door een tweet van Financiën op 2 mei 2018.”

Hoge rentepercentage

En dan het minimale percentage voor de belastingrente van 4% voor de IB en andere belastingmiddelen en 8% voor de VPB. Bos: “Het werken met minimumpercentages is pas later in de belastingrenteregeling ingevoerd. Gezien de hiervoor aangevoerde louter budgettaire reden, voelt ook die minimumgrens onrechtvaardig. Bovendien sluit de belastingrenteregeling voor de VPB aan bij de wettelijke rente voor handelstransacties met een minimum van 8%, maar welbeschouwd handel je helemaal niet met de Belastingdienst.”

Van verzuim naar compensatie

Al deze onevenwichtig- en onrechtvaardigheden zijn op te lossen. Hoe? “Door meer aan te sluiten bij het rechtvaardigheidsgevoel,” geeft Bos aan. “Dat kan door in plaats van de verzuimgedachte de belastingrenteregeling weer aan te laten sluiten bij de compensatiegedachte waarop de voorganger van de belastingrente, de heffingsrente, was gestoeld; rente wordt berekend, daar waar een (materiële) belastingschuld is. En het ‘sparen bij de fiscus’ kan eenvoudig worden voorkomen door aan te sluiten bij de marktrente. Vanuit dat uitgangspunt wordt zowel het berekenen als vergoeden van belastingrente op dezelfde manier gedaan. Dan is er balans tussen belastingplichtige en Belastingdienst en is de belastingrenteregeling een stuk rechtvaardiger dan nu.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Dossiers: Box 3

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

166

Gerelateerde artikelen