Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat een stakende ondernemer die zijn stakingswinst omzet in een lijfrente geen aftrek van de betaalde lijfrentekoopsom krijgt voor de heffing van de bijdrage Zorgverzekeringswet.

De zaak (20 december 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:5258) verloopt als volgt. Een ondernemer staakt in 2016 zijn onderneming. De stakingswinst bedraagt € 60.580. Hij bedingt hiervoor een bancaire lijfrente. De inspecteur van de Belastingdienst bepaalt het bijdrage-inkomen voor de aanslag Zorgverzekeringswet (Zvw) op € 67.446, het bedrag van de in 2016 behaalde belastbare winst uit onderneming.

Omdat € 67.446 het maximale bijdrage-inkomen voor de Zvw overstijgt, is de aanslag berekend naar het maximale bijdrage-inkomen van € 52.763. De inspecteur heeft hierbij geen rekening gehouden met de koopsom van de lijfrente. In geschil is of dit juist is.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur bij het berekenen van de verschuldigde bijdrage Zvw terecht geen rekening heeft gehouden met de lijfrentestorting. Deze storting is voor de inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen weliswaar aftrekbaar, maar niet voor de heffing van de bijdrage Zvw.

Belang voor de praktijk

De ondernemer betaalt over het grootste deel van zijn stakingswinst de bijdrage Zvw. Met de storting van de lijfrentekoopsom wordt geen rekening gehouden. Dat is onrechtvaardig en dubbelop omdat hij over de toekomstige lijfrentetermijnen opnieuw de bijdrage Zvw verschuldigd is.

De Hoge Raad oordeelt op 23 november 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2175) dat een ondernemer die zijn fiscale oudedagsreserve (FOR) omzet in een lijfrente wél aftrek krijgt voor de bijdrage Zvw. Er is namelijk sprake van een ongelijke behandeling met werknemers die in loondienst pensioen opbouwen. Voor werknemers wordt het bijdrage-inkomen namelijk verlaagd met de eigen pensioenbijdrage, waardoor de verschuldigde werkgeversheffing Zvw daalt. Bij vorming van de FOR daalt ook het bijdrage-inkomen met de toevoeging aan de FOR, maar bij omzetting van de FOR in een lijfrente vindt een bijtelling op het bijdrage-inkomen plaats vanwege de vrijval van de FOR. Dat vindt de Hoge Raad niet in de haak. Met de Verzamelwet VWS 20XX (nog niet aangenomen) wordt de uitkomst van deze uitspraak in de Zvw vastgelegd. Het komt er op neer dat de afname van de FOR vanwege omzetting in een lijfrente, geen bijdrage-inkomen meer vormt.

Worden stakende ondernemers die hun stakingswinst omzetten in lijfrente niet net zo zeer ongelijk behandeld als ondernemers die hun FOR omzetten in een lijfrente? Naar onze mening wel, maar de rechtbank denkt daar anders over, met verwijzing overigens naar het voornoemde arrest van de Hoge Raad. Het argument dat ondernemers en werknemers niet gelijk zijn, vinden wij niet van deze tijd. De behoefte aan een adequate oudedagsvoorziening is voor ondernemers en werknemers even groot. De wijze waarop de arbeid waaraan de opbouw is gerelateerd, wordt verricht, mag daarbij niet relevant zijn. Werknemers en ondernemers behoren dan ook in dezelfde mate gefaciliteerd te worden in hun opbouwmogelijkheden, ook voor de bijdrageheffing Zvw. De wetgever maakt hier op een ander vlak ook werk van. In het Pensioenakkoord staat immers dat de opbouwmogelijkheden in de derde pijler (lijfrente) gelijk zullen worden getrokken met de opbouwmogelijkheden van de tweede pijler (pensioen). De wettelijke uitwerking moet nog wel volgen.

Lees ook de thema's Stakingswinst en Lijfrenten.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Toeslagen en zorgverzekeringswet

29

Gerelateerde artikelen