Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat verzekeringsplichtigen die in dienstbetrekking een oudedagsvoorziening opbouwen en ondernemers die deelnemen aan een verplichte pensioenregeling of een FOR hebben, niet in een gelijke situatie als de heer X verkeren.
De heer X is ondernemer en behaalt in 2016 een stakingswinst van € 60.580, geheel bestaande uit de gerealiseerde boekwinst op activa. X bedingt in mei 2018 een lijfrente met een koopsom van € 60.000. Op grond van een toezegging van de inspecteur is deze lijfrente in de IB-sfeer aangemerkt als een aftrekbare uitgave voor inkomensvoorzieningen in 2016. In geschil is of voor de ZVW-aanslag van 2016 terecht geen rekening is gehouden met de koopsom en of het maximale bijdrage-inkomen daarom € 52.763 is. X stelt dat zijn situatie gelijk moet worden gesteld met de vrijval van een fiscale oudedagsreserve (FOR). De koopsom zou namelijk in dat geval wel aftrekbaar zijn.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat verzekeringsplichtigen die in dienstbetrekking een oudedagsvoorziening opbouwen en ondernemers die deelnemen aan een verplichte pensioenregeling of een FOR hebben, niet in een gelijke situatie als X verkeren (zie HR 23 november 2018, 17/03140, V-N 2018/62.5). Zo is er geen causaal verband tussen het inkomen, de arbeidsduur en de opbouw van de oudedagsvoorziening. In casu wordt incidenteel een lijfrente bedongen en kan ook een veel hogere oudedagsvoorziening worden opgebouwd. Het niet in aanmerking nemen van de koopsom is dus niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook de thema's Stakingswinst en Lijfrenten.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 3.129
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 27 december