Door de inwerkingtreding van de Mandatory-Disclosure Richtlijn (MDR-richtlijn) moeten intermediairs, zoals belastingadviseurs, nu al gaan bijhouden welke grensoverschrijdende structuren er in 2020 moeten worden gemeld. Meer duidelijkheid op korte termijn is dringend gewenst. Maar met een internetconsultatie in het najaar en een implementatiewetsvoorstel in de loop van 2019 zal de praktijk het voorlopig nog zonder de duiding van Financiën moeten doen. Arjo van Eijsden, partner bij EY Belastingadviseurs LLP, onderstreept nogmaals de dringende behoefte aan duidelijkheid.

Meldplicht met terugwerkende kracht

Op 25 juni 2018 is de MDR-richtlijn in werking getreden. Daags daarvoor verscheen vanuit het Ministerie van Financiën het nieuwsbericht dat intermediairs bepaalde grensoverschrijdende constructies moeten gaan melden. De informatie over een dergelijke constructie hoeft pas eind augustus 2020 te worden verstrekt aan de Belastingdienst, maar de informatieplicht heeft betrekking op constructies waarvan de eerste stap van de implementatie tussen 25 juni 2018 en 1 juli 2020 heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat intermediairs en belastingplichtigen nu reeds moeten bijhouden welke constructies voor melding in aanmerking komen. Reden voor Financiën om intermediairs hier dan ook op te wijzen. Dat betekent echter niet dat de omvang en de impact van de MDR-richtlijn nu al helder is. De richtlijn is dermate onduidelijk, dat van een werkbare situatie voor de praktijk nauwelijks sprake is. In een eerder interview voor TaxLive wees Van Eijsden hier ook al op.

Administratieve lastenverzwaring

“Door alle onduidelijkheden en vaagheden leidt de richtlijn nu al tot een enorme administratieve lastenverzwaring voor belastingadviseurs en voor hun klanten,” benadrukt Van Eijsden. “Alleen al de tijd die gemoeid is met het maken van keuzes en het geven van een zo juist mogelijke interpretatie aan vage bepalingen uit de richtlijn, is groot. Om erachter te komen of een bepaalde grensoverschrijdende constructie moet worden gemeld, moet men bijvoorbeeld eerst een aantal vragen doorlopen. Deze roepen al meteen de nodige vraagtekens op. Het begint met de vraag of sprake is van een constructie. Het begrip ‘constructie’ zelf is niet gedefinieerd in de MDR-richtlijn. Moeten we hier leentjebuur spelen, zoals bij hetgeen de OESO hierover zegt in de BEPS-rapporten, en zo ja wat is dan leidend of gaat het om een zelfstandig begrip dat invulling behoeft van de Europese Commissie of de lidstaten zelf?”

Vaagheden

Van Eijsden noemt nog meer voorbeelden van ‘vage’ vragen en duidingen. “Of sprake is van een grensoverschrijdende constructie, moet onder meer beoordeeld worden op basis van de vraag of een of meer van de deelnemers aan de constructie een activiteit uitoefent in een andere lidstaat. Ook hier is ‘activiteit’ niet verder omschreven en is het, zonder nadere duiding vanuit Financiën, dus gissen hoe ruim dit begrip moet worden geïnterpreteerd. Ook de ‘hallmarks’ om te bepalen of gegevens over de grensoverschrijdende structuur moeten worden gemeld, geven aanleiding tot allerlei vragen. Hoe moet bijvoorbeeld de ‘main benefit test’ worden ingevuld? Het lijkt erop dat er een objectieve toets moet plaatsvinden (is redelijkerwijs een fiscaal voordeel te verwachten?) zonder subjectieve bedoelingen, maar wat is de normale situatie waartegen de grensoverschrijdende structuur moet worden afgezet?”

Intermediaire verwarring

Verwarring is er ook over de flink opgerekte definitie van een ‘intermediair’. “Wie moet/gaat melden in de relatie tussen belastingadviseur en klant?” Daar wijst Van Eijsden op, als aanvulling op zijn eerdere interview voor TaxLive. “Grote bedrijven met interne bedrijfsfiscalisten willen de meldingsplicht wellicht liever binnenshuis houden. Bij aanwezigheid van een externe belastingadviseur (intermediair) kan dat in principe alleen als de bedrijfsfiscalist is aan te merken als intermediair. De externe belastingadviseur heeft een ontheffingsmogelijkheid als hij kan aantonen dat een andere intermediair (lees: de bedrijfsfiscalist) reeds gemeld heeft. Wordt de bedrijfsfiscalist echter aangemerkt als belastingplichtige, dan bestaat die ontheffingsmogelijkheid niet. Het zou goed zijn als de Nederlandse wetgeving een keuzemogelijkheid geeft, dus dat een bedrijf kan kiezen wie de grensoverschrijdende structuur gaat melden: de interne bedrijfsfiscalist of de externe belastingadviseur. Het is echter de vraag of de richtlijn die ruimte biedt.”

Impact

Dat Financiën in het nieuwsbericht het woord alleen richt tot intermediairs en niet tot belastingplichtigen, vindt Van Eijsden onterecht nu de impact van de meldplicht voor bepaalde grensoverschrijdende structuren voor de klanten van de belastingadviseur (de belastingplichtigen dus) ook substantieel is. “Heel veel bedrijven hebben de indruk dat deze meldplicht en al het werk dat daarmee gemoeid is, alleen iets is voor de intermediair. Dat is absoluut niet juist. Er zijn allerlei situaties waarbij bedrijven zelf een meldplicht hebben. Dit is het geval als zij zelf kwalificeren als intermediair, als er geen intermediair is of als er wel een intermediair is, maar deze zich kan beroepen op zijn verschoningsrecht dan wel gesitueerd is in een land buiten de EU. Kortom, ook belastingplichtigen worden geconfronteerd met een enorme administratieve lastenverzwaring.”

MDR-strategie

“Het is verstandig voor belastingadviseurs en hun klanten om aan de slag te gaan, niet alleen met interpretatie van de richtlijn en het maken van keuzes hierover, maar ook met het bepalen en implementeren van een MDR-strategie,” adviseert Van Eijsden. “De meldplicht vergt aanpassingen in de administratieve organisatie. Allerlei vragen passeren daarbij de revue. Moet de grensoverschrijdende structuur worden gemeld, wie legt wat tijdig vast, wie meldt en bij welke Belastingdienst (binnen- of buitenland), welke intermediairs zijn bij een bepaalde constructie betrokken en ga zo maar door. Denk ook aan de algemene voorwaarden. Is daarin een bepaling opgenomen dat de adviseur gegevens van zijn klant mag melden aan de Belastingdienst? Een geheimhoudingsverklaring in de algemene voorwaarden kan overigens reeds een trigger zijn voor een van de ‘hallmarks’.”

Handvatten

Omdat nu reeds informatie moet worden bijgehouden over grensoverschrijdende structuren die eind augustus 2020 moeten worden gemeld bij de Belastingdienst, is dringend duidelijkheid gewenst. Die duidelijkheid zal pas in het najaar komen als een consultatieronde plaatsvindt. Het formele wetgevingstraject zelf zal pas in de loop van 2019 starten. Van Eijsden realiseert zich dat het niet realistisch is dat al op een eerder moment duidelijkheid wordt gegeven over de Nederlandse interpretatie en uitleg van de richtlijn. “Dat neemt niet weg dat intermediairs en belastingplichtigen nu al allerlei zaken moeten bijhouden, zonder enige ‘guidance’ vanuit Financiën of de Belastingdienst. Dat maakt het voor hen op dit moment erg lastig om de reikwijdte van hun meldingsplicht te bepalen. Ik juich het dan ook zéér toe als Financiën tijdens de internetconsultatie een heldere toelichting geeft op de diverse begrippen en aspecten van de MDR-richtlijn. Dan, of op een later moment, is een lijst met grensoverschrijdende situaties die niet onder de richtlijn vallen, bijvoorbeeld uitermate welkom. Dat geeft de praktijk iets meer handvatten om de periode tot 1 juli 2020 (en daarna) door te komen.”

“Het zou ook fijn zijn,” vervolgt Van Eijsden,“ als Financiën zich uitlaat over het begrip ‘intermediair’. Geldt er een onderzoeksplicht of mag de intermediair uitgaan van de informatie die hij heeft, komt er iets van een vrijwaringsbepaling voor de intermediair die een structuur heeft gemeld terwijl zijn klant een andere mening is toegedaan en hoe gaat de Belastingdienst de bewijsregeling vormgeven? En is er al iets op te merken over het verschoningsrecht en geldt de terugwerkende kracht ook voor de uitbreiding van de categorie ‘intermediair’?” Van Eijsden doelt op personen die deskundige hulp, bijstand of advies hebben gegeven over de te rapporteren grensoverschrijdende belastingstructuur en hier ook weet van hebben of dit hadden kunnen weten. Als ook op hen de terugwerkende kracht van toepassing is, dan zijn volgens hem heel veel personen zich niet bewust van het feit dat ook zij per 25 juni 2018 een informatieplicht hebben.

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingrecht algemeen

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

4

Gerelateerde artikelen